Bedevaartplaatsen in Frankrijk – Laus

GESCHIEDENIS

In het jaar 1638 verkondigt koning Lodewijk XIII (1601-1643), dat Frankrijk aan Maria wordt toegewijd. In deze periode woedt de 30-jarige oorlog (1618-1648) tussen katholieke en gereformeerde staten en is er veel onrust in het koninkrijk Frankrijk. In deze tijd leeft Benoîte Rencurel (1647-1718) in het dorpje St. Etienne d’Avançon, nabij Laus. Laus betekent in het dialect “meer” en is een gehucht van zo’n 100 inwoners. In 1640 hebben de bewoners een kapelletje gebouwd, dat is gewijd aan Maria Hemelvaart. Benoîte is een herderinnetje en groeit op in een arm, katholiek gezin. Haar vader overlijdt als zij 7 jaar is. Hierdoor komt het gezin nog verder in de armoede en is er onvoldoende geld om schulden te betalen. Dit betekent dat de ongeschoolde kinderen van het gezin Rencurel moeten werken om inkomen te verkrijgen, daarvan te leven en de schulden te betalen.

Op een dag in het voorjaar van 1664, Benoîte Rencurel is dan 16 jaar, bidt het herderinnetje de rozenkrans. Ineens komt een oude man, gekleed als een bisschop, naar haar toe. Deze persoon zegt Mauritius te zijn, naar wie een kapel in de buurt is vernoemd. Hij zegt tegen haar naar de vallei van St. Etienne te gaan en daar de Moeder Gods te ontmoeten. De volgende dag gaat Benoîte met de kudde naar de door de man aangewezen vallei, die wordt genoemd “Vallon des Fours” (Dal van de Kalkovens), waar gips wordt gemaakt. Benoîte komt bij een kleine grot en ziet “een Dame van grote schoonheid”. De vrouw heeft een kindje op de arm een is omgeven door lichtstralen. Benoîte wil weten wat “de Dame” hier brengt. Echter, de mooie vrouw glimlacht enkel. De volgende dagen komt “de Dame” terug, maar zij glimlacht en zwijgt. In mei 1664 is Benoîte in de kapel van Notre-Dame-des-Fours en verschijnt “de Dame” aan haar. Twee maanden later spreekt “de Dame” voor het eerst tot Benoîte. Zij gaat de tiener wat leren en voorbereiden op komende taken. “De Dame” maakt dit Benoîte duidelijk en moet hiervoor de tijd nemen. De kern is zondaars bekeren door te bidden, offers te brengen en het lezen van de zielen van mensen om deze te zuiveren.

Het wordt bekend, dat Benoîte bezoek krijgt van “de Dame”. Het meisje wordt beschuldigd van leugens, maar er zijn ook mensen die haar geloven. De katholieke advocaat en procureur van de Koning van Avançon, François Grimaud (1620-1703), stelt een onderzoek in naar de gebeurtenissen met Benoîte Rencurel. Na gedegen nasporen, is de gevolgtrekking dat Benoîte noch een bedriegster, noch misleidster is en geestelijk niet gestoord. Zij heeft “de Dame” niet gevraagd zich bekend te maken. Wel zegt Benoîte, op verzoek van de procureur, tegen “de Dame” dat iedereen zich afvraagt of zij de Moeder van God is. Hierop zegt “de Dame” tegen haar dat zij Maria is, de Moeder van Jezus, en voegt eraan toe dat Zij enige tijd niet meer te zien is. Dit gebeurt op 29 augustus 1664, de gedenkdag van de onthoofding van Johannes de Doper. Hierdoor raakt Benoîte bedroefd en bezorgd.

Een maand na haar bekendmaking, september 1664, verschijnt Maria weer aan Benoîte. Dit gebeurt aan de andere kant van de vallei in Pindreau. De Maagd Maria zegt, dat Zij in het vervolg enkel in de kapel te Laus is te zien. Benoîte kent Laus niet, de plaats waar in 1640 een kleine Mariakapel is gebouwd. Maria vertelt het meisje, dat Zij wil dat er in Laus een grote kerk moet worden gemaakt en een plaats voor priesters. Deze kerk moet worden toegewijd aan haar Zoon en Haarzelf. Het is de plaats waar vele zondaars tot inkeer komen. In de daarop volgende maanden bezoekt Benoîte de kleine kapel in Laus. Door deze gebeurtenissen neemt het aantal bezoekers aan Laus meer en meer toe.

In 1665 worden de verschijningen als authentiek verklaard door de aartsdiaken van Gap, Pierre Gaillard (1621-1715), vicaris-generaal van het bisdom Gap. Echter, Laus behoort tot het bisdom Embrun. Dit bisdom stelt een onderzoekscommissie in. Op de gestelde vragen geeft Benoîte op eenvoudige en rustige wijze antwoord. Er klinken in haar woorden overtuiging en vastberadenheid door, ook als zij door ondervragers onder druk wordt gezet en om een teken van de verschijning wordt gevraagd. Hiervoor zorgt Maria door een vrouw in Laus te genezen, die al jaren lijdt aan pijn in de benen. Specialisten hebben de pijn als ongeneeslijk verklaard. De vrouw, Catharine Vial, verblijft uren in de kapel en eens kan zij de benen bewegen. Hierna gebeuren nog meer wonderen in het kapelletje.

In 1665 vraagt Maria aan Benoîte tegen zieke pelgrims te zeggen, dat zij olie uit de lamp in de kapel moeten nemen en deze aanbrengen op de zieke plekken. De zieken genezen door het gebruikmaken van de olie.

In het najaar van 1666 wordt begonnen met de bouw van de kerk, die in 1669 klaar is. De kerk wordt over de kapel gebouwd. Tijdens de realisatie wordt een bijzonder zoete geur waargenomen. Deze geur is tot heden in de kerk te ruiken. Op de dag van de kerkwijding treedt Benoîte Rencurel toe tot de 3e Orde van de heilige Dominicus.

Benoîte Rencurel blijft de boodschappen van Maria uitdragen. Zij doet dit naar zieken en priesters. Ook stelt zij mistoestanden binnen de kerk aan de orde en dit bezorgt haar vijanden. Maria spreekt in boodschappen aan Benoîte ook over verzoening en wel met zichzelf, met Jezus en met anderen.

Ook verschijnt Jezus aan Benoîte om zorgen en lijden te delen. De herderin lijdt veel en dit ook door stigmata, die verwijzen naar de wonden van Jezus door de kruisiging.

Het plaatsje Laus en Benoîte Rencurel krijgen ook te lijden van aanhangers van het Jansenisme; de tegenstanders van de paus. Zo wordt de openbare devotie in Laus verboden en krijgt Benoîte huisarrest. Later komen de pelgrims weer naar Laus en houden de verschijningen op.

Jean Peytieu (1640-1689), kapelaan in Laus en doctor in de godgeleerdheid, maakt een nauwkeurig en overtuigend verslag van de gebeurtenissen van Benoîte Rencurel in Laus. Hij stelt een rapport op voor de bisschop van Embrun in 1671. Ook Pierre Gaillard (1621-1715), priester, theoloog en vicaris-generaal van het bisdom Gap, heeft geschreven over de geschiedenis van de gebeurtenissen in Laus in de periode 1647-1712.

In 1692 neemt de onrust in Europa toe. Ook Laus ontkomt niet aan oorlogsgevaar. De meest waardevolle bezittingen in Laus worden in veiligheid gebracht door deze tijdelijk te verbergen in de stad Marseille. Bij terugkeer van de goederen zijn er geestelijken aangesteld, die vijandig staan tegenover de verschijningen.

Het gekroonde Mariabeeld uit 1716 van Maria en Kind is gemaakt van marmer uit het Italiaanse Carrara. Het staat in de kapel van de verschijningen (“La Chapelle de Bon Rencontre”), bij het graf van de zieneres Benoîte Rencurel.

Op eerste kerstdag 1718 is Benoîte Rencurel lichamelijk op. Zij is verzwakt en heeft hoge koorts. Plots verschijnt Maria en een heerlijke geur komt de kamer in. Op 28 december 1718, de feestdag van Onschuldige Kinderen, sterft Benoîte Rencurel op 71-jarige leeftijd. Zij is dan omringd door priesters van het heiligdom.

Het Mariabeeld in de kerk van Laus wordt gekroond op 23 mei 1855, na verkregen toestemming van paus Pius IX (1846-1878)

Op 18 maart 1894 is de kerk van Laus verheven tot basiliek. Paus Leo XIII (1878-1903) heeft de kerk opgewaardeerd tot “Basilique mineure”.

Op 4 mei 2008 wordt door Jean-Michel di Falco Léandri (1941), bisschop van Gap (2003-2017), officieel de authenticiteit van de verschijningen in Laus erkend. Hierbij is ook aanwezig de pauselijke nuntius, monseigneur Fortunato Baldelli (1935-2012). Deze officiële erkenning is lang uitgebleven, omdat de gedachte in het bisdom was, dat in het verleden al goedkeuring is verleend. In 2003 heeft het Vaticaan hierover bericht aan het bisdom. De erkenning is nodig voor de zaligverklaring van Benoîte Rencurel.

In 2009 is Benoîte Rencurel eerbiedwaardig verklaard door paus Benedictus XVI (2005-2013). Dit maakt de weg vrij voor zaligverklaring.

In 2012 wordt de opdracht gegeven voor de bouw van een nieuwe bedevaartkerk, naast de basiliek, met een capaciteit van 2500 personen

BEDEVAARTSOORD

Het Heiligdom van “Notre-Dame du Laus” is mooie gelegen op zo’n 15 kilometer van Gap, aan de zuidkant van de Alpen. Gedurende 54 jaar (1664-1718) verschijnt Maria aan Benoîte Rencurel en dit minimaal eenmaal per maand. In de geschiedenis van verschijningen van Maria is dit de langste periode ooit.

Rechts voor de hoofdingang is op een bord te lezen dat de kerk is gebouwd tussen 1666 en 1669 en wel op vraag van Maria. De kleine basiliek is een donker gebouw, met slechts enkele ramen. De vele , brandende kaarsen en enkele spotlichtjes zorgen voor wat meer licht. Centraal op het altaar van de basiliek staat het gekroonde Mariabeeld. Onze-Lieve-Vrouw draagt haar gekroonde Zoon in de linkerhand. Onder Maria staan vier gouden heiligen, waaronder Catharina. Achter het altaar is een Mariabeeld en een devotiekapel. Aan beide zijden van het gebouw zijn dankbetuigingen op stenen platen aangebracht. In de “Chapelle de Bon Rencontre” heeft Benoîte Rencurel verschijningen van Maria gehad.

In de basiliek ligt ook de grafsteen van Benoîte. Hiernaast staat een grote kom, waarin olie zit. De heilzame werking van de olie wordt door pelgrims nog steeds, en dat sinds 1665, onderkend.

In de basiliek hangt een groot schilderij, dat de erkenning van de verschijningen voorstelt. Ontelbare mensen zijn er afgebeeld, waaronder heel wat geestelijken.

Vanuit het heiligdom zijn verscheidene wandelingen te maken naar bijzondere plaatsen, zoals Pindreau (bijna 1 uur), Vallon des Fours (±3 uur), Rozenkapel (±2 uur), Col de l’Ange (±1,5 uur), Saint-Etienne-le-Laus (±2 uur) en de kapel van het kostbaar bloed (±0,5 uur).

Het Heiligdom van Laus wordt jaarlijks bezocht door meer dan 150.000 mensen. Het is, na Lourdes, de meest populaire bedevaartplaats van Maria in Frankrijk.

BEREIKBAARHEID

Het Heiligdom van Laus ligt ten zuiden van de Franse Alpen, zo’n 20 kilometer van Gap en dichtbij de weg Gap – Briançon. Laus behoort tot het bisdom Embrun.
Adres: Sanctuaire de Notre-Dame du Laus, 758 Grande Rue, 05130 St. Etienne le Laus.

Op www.sanctuaire-notredamedulaus.com is actuele info te lezen.

BELEVING

Als ik bij Gap de weg naar Briançon neem, is er na enkele kilometers de afslag naar het heiligdom. Na zo’n 10 kilometer gaat de weg met heel wat bochten behoorlijk omhoog. Bij het naderen van de bestemming zijn rechts en links van de baan kruisen met daarachter steeds een vlag. Bij aankomst ben ik op zo’n 900 meter hoogte en parkeer de auto. Eerst naar de basiliek …

In de basiliek raak ik onder de indruk van grote schilderijen van wel 3 bij 2 meter, die bijzonderheden uit het leven van Benoîte voorstellen. Boven de schilderstukken zijn gebrandschilderde ramen aangebracht.

Dan is het tijd een eucharistieviering bij te wonen. Traditiegetrouw wordt deze besloten met een gebed tot Maria. Vervolgens bezoek ik de nieuwe, grote kerkruimte, die plaats biedt aan 2500 bezoekers. Ik neem plaats en stel me voor hoe het hier is als alle stoelen zijn bezet.

Tijdens het bezoek aan Laus ga ik naar de kamer waar Benoîte is overleden op 28 december 1718. Achter een glazen wand staat een houten ledikant. Tegen de wand is een schilderij te zien, waarop is afgebeeld een verschijning van Maria aan Benoîte. Naast het sterfbed staan drie krukjes. Op een neem ik plaats en kijk naar het bed waar de zieneres is overleden. Ik hoor dat zij, vlak voor het sterven, priesters heeft gezegend. Ook valt me een grote openhaard op, die zo zwart ziet als roet.

Op zo’n 300 meter van het heiligdom bezoek ik de Kapel van het Kostbaar Bloed (“Chapelle du Précieux Sang”). In die kapel hangt een groot kruis. Aan de voet van dit kruis heeft Benoîte visioenen van Jezus gehad. Het oude, houten kruis wordt geheel beschermd door een glazen kruis dat met goud gekeurd ijzer één geheel vormt.

Het zien van de Kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Smarten (“Chapelle de Notre-Dame des Sept Douleurs”) vereist een wandeling van ongeveer 2 kilometer. Sinds 1848 staat hier de kapel op een plateau. De top is gelegen aan een kruisweg. In de kapel zie ik een kruis met Jezus en een Mariabeeldje.

Gedurende de dag loopt de temperatuur behoorlijk op en komt boven de 30 graden Celsius. Dat is hier normaal in maand augustus. Gezien de hitte besluit ik de volgende dag vroeg in de ochtend naar de top van de Col de l’Ange te gaan.
Het is kwart voor zes en ik vertrek. De route is maar 1,5 kilometer. Echter, de stijging mag er zijn met even een percentage van zeker 20%. Langs het pad staan kruisen. Na zo’n 400 meter begrijp ik waarom hier veel banken staan. Ik maak van meer dan een bank gebruik en voel dat mijn astma zich dringend meldt. Deze tocht gaat wat langer duren dan ik eerst had gedacht. In een heel traag tempo ga ik verder.
Op de top aangekomen, zie ik beelden van Maria en een engel. Dit is een plaats om te bidden, rusten en genieten. Wat later draai ik me om en geniet van het uitzicht, dat ansichtkaartrijp is. In de diepte ligt het heiligdom. Ik voel me hier in de hemel, ook al is het maar op 1100 meter hoogte. Ik dank Maria dat ik hier mag zijn en leg een kei bij haar beeld. Honderden keien liggen bij het beeld, ook bloemen, rozenkransen en briefjes voor de Maagd Maria. Benoîte heeft hier gebeden en verschijningen ervaren.

Op mijn bezoeklijstje staat ook het Monument Pindreau. Het is de plaats waar verschijningen zijn geweest. Vanaf het heiligdom is het zo’n 3 kilometer gaan. De volgende ochtend, iets na 6 uur, heb ik loopkleding en sportschoenen aan. Ik wandel veel en jog weinig. Onderweg zie ik staties van verschijningen, paus Franciscus en teksten van het evangelie. Aangekomen bij Pindreau zie ik beelden op een verhoging van grote keien. Maria en Benoîte zijn er afgebeeld. Wat voelt het bijzonder op deze verschijningsplaats te staan. Een wijds uitzicht is een extra cadeau voor de bezoeker. Wat verder zie ik Saint-Etienne-le-Laus liggen en op een bord, nabij de beelden, lees ik waar Benoîte is geboren en gedoopt. Wat later ga ik terug naar het heiligdom. Daar aangekomen is het douchen en naar de basiliek gaan om er een viering bij te wonen.

Geplaatst 17 juni 2022

~~~

Come2theweb