In Duitsland zijn er vele bedevaartplaatsen waar Maria talrijke bezoekers ontvangt.
In dit deel van de Mariakamer is plaats voor:
–Altötting
–Heede
–Heroldsbach
–Kevelaer
–Lautenbach
–Marienfried
–Marpingen
–Triberg
-Wigratzbad (nieuw!)
~~~
ALTÖTTING
GESCHIEDENIS

Al in het jaar 831 is er sprake van een kapel in Ötting. In de 11e eeuw is er weer een kapel gebouwd, waarvan de resten nu nog zichtbaar zijn. Twee eeuwen later ontwikkelt zich een paar kilometer noordwaarts een handelscentrum. Sindsdien heet deze plaats Neuötting en het religieuze centrum Altötting.
Het eerste wonder van Altötting vindt plaats in 1489. Een jongen is na een ongeluk overleden. De wanhopige moeder draagt haar boerenjongen naar de Genadekapel. Zij legt hem op het altaar en begint te bidden tot Maria. Even later komt de jongen tot leven. Spoedig hierna wordt een andere jongen door een oogstwagen overreden. Hierdoor loopt hij levensbedreigende verwondingen en kneuzingen op. Op voorspraak van Maria mag hij verder leven en de volgende dag is de knaap kerngezond.
Door deze twee wonderen raakt de Genadeplaats pijlsnel bekend. Uit Zuid-Duitsland, Oostenrijk, Bohemen, Hongarije en Zwitserland blijven de pelgrims toestromen. Ook keizers en hertogen bezoeken de bedevaartsplaats. In 1494 wordt de kapel vergroot. Het aantal wonderen neemt toe. De open rondgang van de Genadekapel komt er in 1517. De sacristie wordt er in 1686 aangebouwd. Votief-afbeeldingen worden meer en meer bevestigd in en rond de Genadekapel.
Reformatie en pestepidemie remmen de ontwikkeling van het bedevaartsoord. Echter, Keurvorst Maximiliaan I stelt in 1623 Beieren onder de bescherming van Maria en verheft Altötting tot Nationaal Heiligdom. Als gevolg van al deze ontwikkelingen schenkt de rijke veldheer van de keurvorst, Graaf von Tilly, Altötting veel geld. Later rusten harten van onder meer de veldheer en de vorsten in de Genadekapel.
In de 17e, 18e, 19e en 20e eeuw breidt het Heiligdom verder uit en enkele kerken worden gebouwd. De Sint-Annakerk wordt in 1913 verheven tot basiliek.
Altötting heeft van drie pausen bedevaartbezoeken mogen ontvangen. In 1782 komt paus Pius VI als pelgrim naar het genadeoord. Paus Johannes-Paulus II is in 1980 in Altötting en paus Benedictus XVI komt er in 2006. Voordat hij paus Benedictus XVI wordt, komt Joseph Ratzinger er al als jong kind. Immers, hij is geboren en opgegroeid in het zeer nabij gelegen Marktl am Inn. Al paus schenkt hij zijn bisschopsring en deze is in scepter van het Genadebeeld verwerkt.
Op 15 augustus 2018, de viering van Maria Hemelvaart, verleent paus Benedictus XVI het genadeoord de Gouden Roos; een hoge pauselijke onderscheiding. Hij doet dit, omdat Altötting bijzonder aanzien heeft bij miljoenen mensen.
In 2013, op de dag van zijn verklaring om als paus af te treden, laat paus Benedictus XVI een reliek van paus Johannes-Paulus II naar Altötting overbrengen.
BEDEVAARTSOORD
Altötting is het bedevaartsoord van Onze-Lieve-Vrouw in Beieren.

Gedurende vele eeuwen hebben mensen zich overgegeven aan de aantrekkingskracht van Altötting. Zo heeft bij velen de Mariabedevaartsplaats een belangrijke plek in hun leven gekregen. Immers, Altötting wordt genoemd “het hart van Beieren”. Bovendien hebben keurvorsten en koningen na hun dood hun harten in zilveren urnen laten begraven in de ruimte van de Genadekapel.
De Genadekapel is rijk aan “Votivtafeln” en wel als blijk van dankbaarheid en verzoek om hulp. Zo’n 2000 votief-afbeeldingen zijn bevestigd aan de Genadekapel. Nog steeds komen er elk jaar enkele tientallen bij als uiting van vertrouwen in Maria. In en rond de Genadekapel hangen vele zilveren harten en staan er wassen afbeeldingen van benen en voeten en ook grote offerkaarsen. Ook is er een bronzen afbeelding van de Moeder Gods. Het beeld van Maria en Jezus staat centraal in de kapel. In de linkerhand houdt Maria een scepter met lelie vast, dit als teken van haar maagdelijkheid. In de rechterhand draagt Zij Jezus, die een koningskogel vasthoudt. Dit symboliseert zijn almacht.
In het bedevaartsoord ligt ook de Heilige Broeder Konrad von Parzham (1818-1894). Hij is de onbaatzuchtige stadsheilige van Altötting. Konrad is 41 jaar portier geweest in het voormalige St. Annaklooster, dat intussen zijn naam heeft mogen ontvangen. Er is ook een Konradkerk met de zilveren figuur van broeder Konrad in een glazen schrijn. In de zilveren nabootsing van broeder Konrad worden de relieken van hem bewaard. In 1934 is broeder Konrad von Parzham heilig verklaard. Hierdoor neemt het bezoek van pelgrims aan Altötting verder toe.
Het Haus Papst Benedikt XVI, aan de Kapellplatz 4a, herbergt de schatkamer en het bedevaartmuseum. Het eerste wonder van Altötting is hier verbeeld. Het meest bijzondere van de collectie is de “Goldene Rössl” (het gouden paard). Dit goudsmeedwerk dateert uit 1404. In Altötting zijn nog meer musea en ook het Jeruzalem-panorama uit 1902. Dit is een groot, cilindervormig schilderij en het toont de stad Jeruzalem op de dag van de kruisiging van Jezus in het jaar 33. Het schilderij is 12 meter hoog en heeft een brede omtrek van maar liefst 95 meter.
In Altötting is ook een Aanbiddingskapel. Deze is in 2006 heropend als blijvende herinnering aan het pastoraal bezoek van paus Benedictus XVI.
In de periode eind november tot half december is er de Christkindlmarkt om in de kerstsfeer te komen. Er vinden dan vele activiteiten plaats.
Het hele jaar door zijn er feestelijkheden en herdenkingen in Altötting, hiervan staan er ook in het teken van het jaarlijkse bedevaartthema. De drukke cultuurkalender is elk jaar goed geprogrammeerd. Altötting is het grootste en drukst bezochte Mariaheiligdom in Duitsland. Jaarlijks ontvangt Altötting één miljoen pelgrims.
BEREIKBAARHEID

Het bedevaartsoord Altötting ligt in het zuidoosten van Duitsland en wel in de grote deelstaat Bayern (Beieren). Deze plaats bevindt zich midden in de driehoek München – Passau – Salzburg.
Vanaf München is het de A94 volgen in de richting Passau. Na zo’n 90 kilometers de Ausfahrt (uitrit) 22 nemen. Enkele kilometers verder wordt Altötting bereikt.
Adres: Kapellplatz, 84503 Altötting, Bayern.
Voor meer informatie is de webstek “www.bischoefliche-administration. de” te bezoeken.
BELEVING

Als pelgrim ga ik naar Altötting om het Genadeoord te bezoeken. In mijn rugzak draag ik wat zorgen mee en daarmee wend ik me tot Maria, de Moeder van de Heer. Ook heb ik enkele wonden en deze hebben een mariale therapie nodig. Immers, mijn geloof in Maria is sterk. Naarmate mijn reis naar Beieren vordert, heb ik Maria meer en meer in gedachten.
Aangekomen in Altötting ga ik meteen naar de Genadekapel. De achthoekige kapel, welke ook Heilige Kapel wordt genoemd, ligt in een Zuid-Duits zonnetje. Als ik bij de kapel aankom, raak ik meteen onder de indruk van de meer dan 2000 “Votivtafeln”. Deze persoonlijke uitingen van mensen zijn aangebracht zowel aan de buitenzijde, als aan de binnenkant van de kapel. Het zijn kostbare bewijzen van het vertrouwen in de voorspraak van Maria en in de helende kracht van Jezus. Deze uitingen zijn onder meer schilderijen en stenen met inscriptie, waaruit blijkt dat aan Maria dank wordt betuigd of iets aan Haar wordt gevraagd. Als ik, door de drukte, wat verder in de kapel geraak, zie ik Maria staan en wel centraal op het altaar uit 1670. Hier is Maria een Zwarte Madonna. De reden van het zwart is de walm van kaarsen, welke in de loop van de eeuwen het beeld donker heeft gemaakt. Twee grote, zilveren beelden staan links en rechts onder Haar. Links van het altaar bevindt zich het beeld van de in 1934 heilig verklaarde Broeder Konrad von Parzam. Tegenover Konrad is, op ware grootte, een 10-jarige, knielende prins afgebeeld. Hij is op miraculeuze wijze genezen van een levensbedreigende ziekte. Deze prins heet Maximiliaan-Joseph. Het is latere vorst Max. III-Joseph. Nu ik wat langer kijk, ontwaar ik ook de zilveren boom van Jesse. De ring, welke paus Benedictus XVI bij zijn bezoek aan Altötting heeft geschonken, zie ik niet aan de scepter van het Mariabeeld. Deze ring heeft hij gedragen in zijn tijd als kardinaal. De ring is onzichtbaar voor mij, omdat zovelen langdurig voor het beeld staan en ik na ruim een half uur nog niet dichterbij geraak.
Vervolgens bezoek ik de Sint-Annabasiliek. Ik verneem, dat dit het grootste kerkgebouw van Duitsland uit de 20e eeuw is. Wat komt de neobarokke stijl van het gebouw mooi tot uiting.
In deze basiliek hoor ik een gebed met de woorden:
“Heilige Maria,
Gnadenmutters von Altötting,
du Quelle des Heils,
du Heil der Kranken.
zu Zuflucht der Sünder,
du Hilfe der Christen:
Bitte für mich bei deinem Sohne
und führe mich hin zu ihm!”

Dan ga ik terug naar de Kapellplatz. Deze plaats geeft een goed zicht op de schoonheid van de gebouwen aan dit plein. Wat valt mij deze belevenis weer eens mooi toe. Ik neem plaats op een bank onder een boom en raak in gesprek met een medewerkster van het Mariaheiligdom. Zij vertelt me over haar betrokkenheid bij de begeleiding van pelgrims.
Wat later ben ik in de parochiekerk, welke is gebouwd in de periode 1499-1511 en is toegewijd aan de Heiligen Filippus en Jacobus. Wat zijn er veel bedevaartgangers in deze laatgotische hallenkerk. Ik laat me vertellen, dat dit gebouw mogelijk de vierde kerk op deze plaats is.
Voor ik vertrek, ga ik nog enkele winkels in devotionalia bezoeken. Wat meebrengen voor vrienden is een gewoonte van me en voor mezelf koop ik een beeldje van de Zwarte Madonna van Altötting.
Ik ben blij, dat ik in het religieuze Mariacentrum van Beieren heb mogen verblijven. Wat is dit een groots Mariaal bedevaartsoord. Wat is er hier een grote beleving vol van Mariadevotie.

Geplaatst: december 2019.
Laatst gewijzigd: 30 maart 2023
~~~
HEEDE
GESCHIEDENIS
Op 1 november 1937, de feestdag van Allerheiligen, verlaat de 11-jarige Grete Ganseforth de Sint-Petrus in Bandenkerk om een gebedspauze te maken. Buitengekomen kijkt ze naar het kerkhof en ziet, op enkele tientallen meters van de kerk bij het kerkhof, een licht en meteen daarna een stralende gedaante. Deze gedaante bevindt zich op een wolk en zo’n meter boven de grond. Bij terugkomst in de kerk zegt Grete tegen haar 13-jarige zus Maria, dat ze wellicht de Moeder Gods heeft gezien. Wat later gaan beiden naar de plaats waar de mooie gedaante is geweest. Ook hun vriendinnen, de 11-jarige Anni Schulte en de 13-jarige Susanne Bruns, zijn daarbij aanwezig. De vier kinderen zien de gedaante in een wit gewaad, dat met een koord bijeen wordt gehouden. De ruime mouwen van het kledingstuk reiken tot aan de handen. De gedaante heeft een witte, ondoorzichtige sluier om en wel van op het hoofd tot aan de lichtblauwe wolk, waarop Zij staat. Door de sluier is het haar van de gedaante onzichtbaar. De Verschijning heeft blauwe ogen. Op de door de sluier bedekte linkerhand zit een klein kind, dat een wit kleed met halve mouwen aan heeft. Het haar van het kindje, dat tot over de oren komt, is blond en krullend. Ook het kleine kind heeft blauwe ogen. Met de rechterhand houdt het een gouden bol met daarop een kruisje vast. De mooie gedaante schatten de kinderen op 19 jaar en het kleine kind op 1 á 2 jaar. De gedaante draagt een bewerkte, gouden kroon, zonder edelstenen. De vier kinderen zijn ervan overtuigd dat deze gedaante de Moeder Gods is en het kleine kind Jezus.
Dit is de eerste dag van de verschijningen en in de periode tot en met 13 november 1937 zien de kinderen de Verschijning elke dag. Er volgen nog meer dan 100 verschijningen op 105 dagen. Af en toe zijn er twee verschijningen op één dag, zowel aan de vier meisjes tezamen, als aan ieder afzonderlijk. De verschijningen van begin november brengen de nodige opwinding in de regio teweeg. Echter, in 1937 zijn de Nazi’s aan de macht in Duitsland en zij hebben niets op met geloof in verschijningen. Vanaf 8 november 1937 worden de kinderen meermaals aan een verhoor onderworpen door de anti-klerikale machthebbers. De vier zieners worden gebracht naar een ziekenhuis in Osnabrück om er te worden onderzocht. Echter, de kinderen mankeren niets; zij maken zowel geestelijk, als lichamelijk een gezonde indruk. Vervolgens belanden zij in een psychiatrische inrichting. Zij komen terecht op een slaapzaal, waar zij door geestelijk gestoorden worden lastig gevallen. In de inrichting staan de kinderen bloot aan psychische beïnvloeding en zij worden bedreigd, gestraft, ondervraagd en onderzocht. De meisjes worden beticht van verzinsels en worden als psychopaten weggezet. De kinderen blijven bij hun standpunt dat zij de Moeder Gods hebben gezien. De zieners spreken subjectief de waarheid. Zij leggen geen verklaringen af onder invloed van anderen. Hun uitspraken komen steeds met elkaar overeen. In de inrichting verblijven de meisjes zes weken, namelijk van 14 november tot en met 23 december 1937. In deze periode zijn er geen verschijningen. Door druk vanuit de kerkelijke gezagsdragers worden ze vrijgelaten. Vooral de bisschop van Osnabrück heeft zich hiervoor ingezet. Vervolgens gaan de kinderen vier weken naar het Mariahospitaal in Osnabrück. Daar knappen zij geestelijk en lichamelijk op. De terugkeer naar Heede is op 19 januari 1938. Van de Gestapo krijgen zij voorschriften om niet naar de verschijningsplaats te gaan. Echter, zij gaan niet via de weg, maar binnendoor naar het kerkhof en de verschijningen hervatten.
Op 5 april 1939 zegt de Verschijning wie Zij is. Maria Ganseforth is alleen en heeft aan de gedaante gevraagd hoe zij wil worden genoemd. Vervolgens maakt de gedaante zich bekend door te antwoorden: “Koningin van het Heelal” en “Koningin van de arme zielen”. Maria zegt ook dat Zij wil worden vereerd door het bidden van de Litanie van Loreto. Op 4 oktober 1939 vraagt Zij aan de kinderen om alles, wat Zij hen heeft gezegd, aan de geestelijkheid bekend te maken. Andere woorden van Maria zijn onder meer: “Ik zal slechts hen genezen, die de juiste instelling hebben.”
De gouden bol, welke Jezus vasthoudt, is het symbool voor het heelal. Maria houdt, op moederlijke wijze, haar hand over de bol. De kroon van de Koningin van het Heelal bestaat uit acht punten. Het getal 8 komt voor in octaven; achtdaagse kerkfeesten, acht zaligheden en acht heerlijkheden. Deze heerlijkheden zijn het Onbevlekt Ontvangen, de Koningin, de Maagdelijkheid, Moeder van Jezus, Moeder van de Kerk, het opnemen in de hemel, De Koningin van het Heelal en de Koningin van de arme zielen. In Heede verschijnt Maria bij het kerkhof, waar veel arme mensen liggen. Arme zielen zijn ook mensen die hun geloof hebben verlaten. Verder zijn mensen met een zwaar verantwoordelijke functie arme zielen. Arme zielen zijn ook mensen met een bijzondere roeping.
Op 3 november 1940 is er de laatste verschijning van Maria. Dit gebeurt op precies dezelfde plaats als van de eerste verschijning, drie jaar eerder. Maria geeft de meisjes haar zegen en zegt dat zij trouw aan God moeten blijven, goed moeten leven, dikwijls hebben te bidden en dan graag het rozenkransgebed. Zij besluit met: “Vaarwel, beste kinderen, tot weerziens in de hemel”. In de periode van drie jaar heeft Maria niet veel gezegd. Het wezenlijke is het verschijnen in een uiterst roerige periode.
De verschijningen van Maria komen veelal onverwacht. Meestal duren de verschijningen maar enkele minuten, soms wat langer. De verschijningen zijn steeds in de buurt van het kerkhof. De eerste vijf maanden van de verschijningen zegt Maria niets. Er zijn dan enkel gebaren en gelaatsuitdrukkingen. Ook worden de kinderen door Haar gezegend. De Verschijning kijkt hen aan, knikt, weent, wenkt, zegent en zweeft. Op 2 november 1937, de dag van Allerzielen, en op Witte Donderdag 1938 zien de kinderen de Verschijning zonder Jezus. Zij houdt dan de handen gevouwen. Bij de andere verschijningen is Zij steeds vergezeld door Jezus, maar het kind spreekt nooit. Pas 5 maanden na de eerste verschijning spreekt Maria de eerste woorden: “Kinderen, bidt nog veel”. Maria verschijnt onregelmatig, zo komt Zij in de periode van 16 augustus 1938 tot 25 maart 1939 maar op drie dagen naar de kinderen. Tussen 1 januari en 5 augustus 1940 verschijnt Maria slechts tweemaal aan de vier zieners tezamen. Zij is dan ernstig bedroefd. De Verschijning heeft aan elk van de zieners een geheim toevertrouwd, dat zij enkel met de paus mogen delen. Dit delen is niet gebeurd, omdat de kinderen niet met de paus in contact zijn gekomen. Tijdens de verschijningen zijn de vier meisjes volkomen ongevoelig voor andere waarnemingen, als aanrakingen, lichtreflexen en woorden. Bij de verschijningen zijn soms heel veel mensen aanwezig, echter enkel de vier meisjes zien Maria en horen Haar spreken. De verschijningen kunnen niet wetenschappelijk worden verklaard en zijn dan ook bovennatuurlijk.
Op 29 september 1940 wijdt het bisdom Osnabrück zich aan Maria.
Op 3 november 1973 is er de eerste nachtelijke aanbidding in Heede.
Voor de bouw van de kerk heeft er op dezelfde plaats een kapel gestaan, welke toebehoorde aan een adellijke familie te Heede. In 1983 is de oude kerk gerenoveerd. Dit is gebeurd ter gelegenheid van het 500-jarig bestaan van de kerk.
In 1983 is de verschijningsplaats op het oude kerkhof omgevormd tot een gebedsruimte.
In 1986 is de biechtkapel ingezegend. Heede is één van de weinige plaatsen waar er veel wordt gebiecht.
In 1990 is de nieuwe kruisweg ingewijd.
Op 25 maart 2000 zijn de verschijningen erkend door de bisschop van Osnabrück. Echter, het Vaticaan te Rome heeft de verschijningen in Heede niet erkend. Hier speelt de toenadering tot de protestanten een belangrijke rol. Rome wil de relatie met de protestante kerk niet in gevaar brengen door de aandacht voor Maria te accentueren.
In Heede hebben gebedsverhoringen en genezingen plaatsgevonden.
BEDEVAARTSOORD
In het gebedsoord Heede, “Gebetsstätte Heede”, bevinden zich twee kerken, namelijk de “St. Petrus in Ketten” uit 1464 en de “Maria, Regina Universum” uit 1977. Tussen beide kerken ligt een kerkhof.
Jaarlijks ontvangt Heede heel wat pelgrims, die er komen om de heilige eucharistie te vieren en te bidden. Velen die naar Heede komen, hebben een reden. Bijvoorbeeld om te bidden voor zieken in hun familie- en/of kennissenkring. Ook bidden er mensen voor zichzelf en voor degenen, die met moeilijkheden kampen.
Niet alleen gaan de pelgrims naar de kerken, maar zij bezoeken ook de plaats van de verschijningen, kerkhof en Mariapark.
De Verschijning heeft duidelijk gemaakt dat mensen veel moeten bidden en daarvoor biedt Heede een uitstekende gelegenheid. Door het gebed kunnen mensen worden geholpen, die extra genaden nodig hebben. Immers, in Heede vinden gebedsverhoringen plaats. Ook komen er genezingen van zieken voor. Het is ook een plaats voor geestelijke roepingen. Bezoekers kunnen er spirituele ervaringen opdoen.
Op elke eerste zaterdag van de maand is er in Heede een nachtelijk aanbidding van het Heilig Sacrament. Dan stromen de pelgrims toe. Tot iets na middernacht is er de gebedstijd voor jongeren en daarna voor de minder jonge mensen. Het bidden gaat door tot vroeg in de morgen en dan begint de viering van de eucharistie. De bedevaartgangers ervaren een ware gebedsnacht.
In de zomerperiode is er op zaterdagavond, na het bidden van de rozenkrans en de mis, een lichtprocessie op het oude kerkhof. Elke zondagmiddag is er aanbidding in de Mariakerk.
Heede heeft op menige bezoeker een religieuze aantrekkingskracht. Het gebedsoord is een uitgelezen plaats voor religieus leven, ook al duurt dit maar enkele uren.
Heede is een vredig oord waar de hemel de aarde raakt.
BEREIKBAARHEID
De “Gebetsstätte Heede” ligt in Noordwest Duitsland, in de deelstaat Niedersachsen aan de oever van de rivier de Ems. Vanuit Nederland is het mogelijk bij Emmen de grens over te gaan en de weg naar Emden volgen, dit is de A31. Bij afslag 17 is het richting Heede nemen. Een andere mogelijkheid is om bij het Groningse Boertange de Nederlands-Duitse grens over te gaan. Het gebedsoord ligt dan op maar 7 kilometer van de grens.
Adres: Kirchstrasse 7, D 26892 Heede.
Webstek: www.sankt-petrus-heede.de en hier is actuele informatie te vinden.
BELEVING
Verscheidene keren ben ik in de gelegenheid geweest naar Heede te gaan. Enige ervaringen wil ik met u delen …
Het is zaterdag en tegen half zes in de middag kom ik in Heede aan. De auto wordt op de parkeerplaats gezet en allereerst ga ik naar de Verschijningskapel. Daar ben ik in gedachten en om te bidden.
Vervolgens ga ik naar de Mariakerk, want daar begint om 18.00 uur het rozenkransgebed en aansluitend is er een eucharistieviering. Bij binnenkomst koop ik twee boekjes met wat beschrijving over dit gebedsoord. Het ene is voor mijn grote Maria-vriend en het andere behoud ik voor mezelf. Ook koop ik een kaars en deze is voor de processie, welke later op de avond wordt gehouden. In de kerk komen meer mensen naarmate de weesgegroetjes klimmen in aantal.
Deze kerk laat kleurrijke raamschilderingen met zien. Naast het altaar staat op zo’n twee meter hoogte een houten Mariabeeld, dat mij bekend voorkomt door mijn voorbereidingen op deze reis. Maria draagt een kroon en houdt de kleine Jezus op de linkerarm. De gouden bol met kruisje erop is er ook bij. De viering begint met veel gebed en gezang. Hierna wordt de noveen voor de zieken gebeden. Na de plechtigheden maak ik een rondleiding door de kerk. Ik kom onder andere achterin het godshuis bij de Mariakapel en zie een opvallend groot schilderij. Het indrukwekkende kunstwerk stelt Maria en Jezus voor, die hier vaak verschenen zijn.
Als de klok tienmaal slaat, begint de eucharistieviering. De Mariakerk is afgeladen vol. Er staan zelfs bezoekers achterin het gebouw. Zo is dat elke eerste zaterdag van de maand, laat ik me vertellen. Tijdens de viering wordt er veel gezongen en lang geknield. Wat hebben deze Duitsers getrainde kniel-knieën! Mijn knieën, met enkel vel over de botten, protesteren al na tien minuten.
Om half twaalf start de processie bij de Mariakerk. Het is een lange, verlichte stoet, welke door het Mariapark en het kerkhof gaat. Tijdens het trekken van de processie worden heel wat Marialiederen gezongen. Het slot van deze nachtgelijke, kaarsrijke rondgang eindigt bij de Mariakerk. Daar wordt nog gebeden.
Na de processie breng ik mijn gedoofde kaarsje naar de auto. Daar neem ik een paar slokken water, eet twee pruimen en ga weer naar de Mariakerk. Ik ben er net op tijd om het begin van de aanbidding door jongeren mee te maken. Ik doe aan het bidden mee, ook al is mijn lichaam niet jong meer, maar mijn kopgevoel is nog jeugdig. Bovendien heb ik lang haar. Maar is dit een uiting van jong zijn? Wellicht doet mijn haar bij anderen denken aan overleving uit de roerige jaren zestig van de vorige eeuw. Overjaarse pelgrim …
Een groot scherm staat bij het altaar en daarop verschijnen teksten. Hierdoor is het voor bezoekers mogelijk mee te zingen onder begeleiding van een gitaar en een piano. Tussen de gezangen door worden teksten voorgelezen.
De gebedstijd voor de minder jonge mensen begint als de jongeren hun bijdragen hebben geleverd. De wisseling van de wacht is iets na 1.00 uur. Ook bij het nieuwe nachtonderdeel wordt gezongen, maar aanmerkelijk meer gebeden. Het gezang stopt om 3.00 uur en dan beginnen de biduren en met het kwartier zijn er minder biddende mensen in de kerk. Mijn gedachten gaan naar mijn pa en ma. Goede vrienden komen ook in mijn hoofd op bezoek. Met hen heb ik het beste voor. Wat ben ik blij met zo’n rijk sociaal leven.
Om kwart voor zeven stopt mijn bidden. Ik koop nog enkele kaarsen, kaarten en medaillons voor anderen. Vervolgens verlaat ik de kerk. Buiten is het al een tijdje licht. Ik laat de frisse buitenlucht mij omringen. Wat voelt het hier vredig en stil. Het is fijn hier te zijn. Als ik bij de wagen aankom, worden de gekochten waren in de tas gelegd. Ik neem plaats in de auto. Denk aan het verblijf hier en val in slaap.
Even nadien word ik gewekt door luidende klokken. Een kort slaapje … Ik verlaat de auto en stap naar de Mariakerk. Om acht uur begint de eucharistieviering. De kerk is dit keer half vol. Er is een tiental, in het zwarte geklede, zustertjes. Ook in deze mis wordt veel gezongen. De priester wordt begeleid door twee meisjes en twee knapen. Het zijn de misdienaren van rond de twaalf jaar. De voorganger wordt ook geassisteerd door een in het wit geklede vrouw. Het knielen gaat me al beter af. Het is gewoon gewenning.
Na de mis ga ik naar het grote Mariabeeld in deze kerk. Ik dank haar voor het mooie, spiritueel rijke verblijf in dit gebedsoord. Mijn gedachten gaan naar mijn ouders. Hoe zouden zij het hier hebben ervaren?
Vervolgens bezoek ik het kerkhof en maak er een ronde. Ik kom bij het graf van Grete Ganseforth (12-1-1926 – 27-1-1996) een van de ziensters. Bij het graf liggen bloemen en branden kaarsen. Hier ligt de vrouw, die bijna 50 jaar bedlegerig is geweest. Wat heeft zij geleden …
Na het kerkhof wandel ik naar het aanpalende Mariapark. Hier liggen rozenkransgeheimen en er is een standbeeld van paus Johannes-Paulus II. Hij is afgebeeld op een rots en leunt op zijn staf met kruis. In dit park staat ook het beeld, dat lijkt op Maria uit de tijd van de verschijningen. Ze heeft een wit gewaad om, draagt een gouden kroon en staat op een blauwe wolk. De beeltenis heeft een treffende plaats onder de bomen. In het heiligdom en vooral in het Mariapark liggen heel wat grote rotsblokken en deze verwijzen naar plekken, waar de Koningin van het Heelal is verschenen.
Als ik het Mariapark verlaat, valt mijn oog op een groot bronzen beeld van de aartsengel Michael. De engel staat op een zeer grote rotsblok, welke de aardbol voorstelt. Daaromheen kronkelt een slang en de engel kijkt omhoog. Het beeld is ontworpen en gemaakt door beeldhouwer Michael Franke. Daarna staat de kruisweg op het programma. Het is een bijzonder fraaie, kunstzinnige route met op artistieke wijze vormgegeven staties.
Iets later zit ik in de auto en ga richting huis. Ik heb een bijzonder goed gevoel. Heede, een plaats van gebed, raakt mij. Wat is het toch mooi, dat ik zo’n waardevol bezoek aan dit gebedsoord heb mogen brengen. Met deze gedachte realiseer ik me opnieuw, dat veel mij toevalt. Wat ben ik dankbaar voor dit leven.
Geplaatst: 25 april 2020
Laatst gewijzigd: 10 juli 2022
~~~
HEROLDSBACH
GESCHIEDENIS
De verschijningen van Maria in het Duitse Heroldsbach gebeuren in de periode 9 oktober 1949 – 31 oktober 1952. In totaal zien 8 personen Maria en vaak ook de kleine Jezus. Dit zijn 7 meisjes in de leeftijd van 10 en 11 jaar en één jongedame van 19 jaar. De zieneressen zijn: Maria Heilmann, Antonie Saam, Gretel Gügel, Kuni Schleicher, Erika Müller, Irma Mehl, Rosa Bradl en de iets oudere Hildegarde Lang.

De zieneressen hebben met Maria een zeer intiem contact. Van Onze-Lieve-Vrouw mogen zij Haar aanraken, zoals handen, kleding en kroon. Ook mogen zij de kleine Jezus vasthouden. Maria zegt dat zij dit mogen, opdat hun handen geen onkuisheid begaan. Hieruit blijkt, dat Heroldsbach een boodschap is voor een zuiver (rein) en kuis leven. Om dit te uiten, verzoeken de Moeder Gods en Jezus dat de zieneressen witte kleding dragen op feestdagen.
De eerste verschijning is op 9 oktober 1949. De meisjes zien drie letters JSH en deze symboliseren de Drievuldigheid. De betekenis van de letters is “J”, Jahweh in het Hebreeuws en betekent God, “S”, Spiritus Sanctus is het Latijn voor Heilige Geest en “H”, Hyos is het Grieks voor Zoon. Even later zien zij een witte gedaante boven het bos. Het is de Moeder Gods. De volgende dag ontmoeten de zieneressen Haar opnieuw. De derde dag heeft Maria de kleine Jezus in de armen. Als de kinderen dit aan pastoor Gailor (1885-1959) vertellen, vindt hij dit een teken van een verschijning. Veel later zegt de pastoor, dat hij aan het biechtgeheim is gebonden en was dit niet het geval, dan zou Heroldsbach al lang zijn erkend door de kerk.
Op 25 oktober 1949 vraagt Maria aan de kinderen een Moeder Godskapel te laten bouwen.
Onze-Lieve-Vrouw belooft op 31 oktober 1949 aan de zieneressen dat Zij het volgend jaar, in oktober 1950, terugkomt. Echter, Zij komt eerder terug in Heroldsbach, want op 2 februari 1950 verschijnt Onze-Lieve-Vrouw opnieuw. Zij zegt tegen de kinderen, dat als de mensen haar wens niet vervullen, er veel bloed zal vloeien. Antonie Saam vraagt wat Maria daarmee bedoelt. Het antwoord van Maria is, dat de Russen zullen komen en hen verslaan. Zij zegt ook dat de komst van de Russen door gebed kan worden voorkomen. Maria voegt eraan toe, dat dit tegen anderen moet worden gezegd.
Op 5 februari 1950 zegt de Moeder Gods, dat Zij ieder gebed verhoort van hen, die in Haar geloven.
Een bijzondere gebeurtenis vindt plaats op 6 februari 1950. Onze-Lieve-Vrouw neemt de rozenkrans van een van de kinderen en wikkelt deze in de handen. Vervolgens heft Zij biddend de handen. De aanwezigen zien de rozenkrans zweven. Dit wordt gezien als een aansporing de rozenkrans te bidden.
De verschijning van 8 februari 1950 is ingrijpend voor de kinderen. Onze-Lieve-Vrouw laat hen het vreselijke visioen van de hel meemaken. De kinderen zien een grote vlammenzee boven het bos, waarin duivels springen. Ook mensen met gezichten van dieren zijn in de vlammen waarneembaar. De kinderen smeken Onze-Lieve-Vrouw het beeld van de hel weg te halen. Vervolgens strekt Maria de handen open en het vuur verdwijnt. Hierbij zegt zij dat de kinderen zich nooit moeten laten verleiden door de boze vijand. Dit visioen heeft Maria enkele keren aangekondigd.
De volgende dag, 9 februari 1950, laat Onze-Lieve-Vrouw de kinderen even wat van de hemel zien. De kinderen zien en horen dat de Litanie van Loreto wordt gebeden. Ook zien zij een troon. Hierop gaat Onze-Lieve-Vrouw plaatsnemen en Zij houdt een scepter vast. Naast Haar is de Heilige Drie-eenheid zichtbaar. Ook dit visioen heeft Maria meermaals aangekondigd.
Op 24 februari 1950 komt de bisschop met een verbod; het is priesters niet toegestaan godsdienstige oefeningen te doen in de plaats van de verschijningen. Echter, vanaf 25 februari 1950 start een reeks van eucharistische visioenen. De zieneressen ontvangen dagelijks de mystieke communie uit de hand van een engel.
Gedurende de vastentijd van 1950, in de maanden februari en maart, verrichten de zieneressen veel boetewerken, zoals wekenlang graven met handen en lepels. Ook leggen zij op de knieën de lange weg van het dorp naar de Berg af, waar Maria meermaals verschijnt. Hun knieën raken gewond, maar zijn de volgende dag geheel genezen. Op 9 maart 1950, nadat de kinderen met de handen een steeds dieper gat hebben gegraven, verschijnt Maria. Zij zegt, dat de kinderen iets maken, dat ongelovigen ook doet geloven. Op 14 april 1950 zegt Onze-Lieve-Vrouw dat het gat een genadebron wordt en dat er nog vele genaden worden verleend.
Zowel op 15, als op 16 mei 1950 heeft een Russen-visioen plaats. De kinderen zien boven het bos een oorlogstafereel, waarbij vele militairen bloedend sterven. De strijd nadert een dorp. De kinderen zien hun dorp Heroldsbach. Onze-Lieve-Vrouw verschijnt en Zij stopt de strijd. Maria zegt, dat dit ooit gaat gebeuren, tenzij er veel wordt gebeden. Op 16 mei 1950 zien de kinderen hun dorp in brand staan. Hiermee toont Onze-Lieve-Vrouw, waarvoor Zij in 1917 te Fatima heeft gewaarschuwd.
Op 17 mei 1950 horen de kinderen de kleine Jezus zeggen, dat als zij niet vurig bidden, de Russen zullen komen en hen verslaan. Hiermee bevestigt Jezus wat zijn Moeder heeft gezegd, namelijk dat door gebed veel onheil kan worden voorkomen.
De Heilige Maagd zegt onder andere op 27 mei 1950, dat zij die in Heroldsbach onrustig zijn aangekomen er de rust vinden in zichzelf en in Haar.
Tijdens de verschijning op 10 juni 1950 zegt de Moeder Gods, dat Zij zich verheugt, als Zij als Koningin van de Vrede wordt vereerd.
Op 4 juli 1951 verbiedt de bisschop de mensen nog langer naar de Berg te gaan, waar verschijningen plaatsvinden. Dit verbod geldt voor iedereen, dus ook voor geestelijken en zieners. Kort na het uitvaardigen van dit verbod wordt pastoor Gailor, die in de verschijningen gelooft, overgeplaatst.
Op 2 oktober 1951 is er het visioen van de lijdende Heiland. Het lichaam van Jezus is geheel met wonden bedekt. De doornenkroon is op het hoofd ingedrukt en een doorn doorsteekt het rechteroog. Uit de bloedende zij-wond komt een lichtstraal. Twee engelen vangen het stromende bloed op uit de wonden van handen en voeten van Jezus. Dit bloed komt in het vagevuur en verlicht de daar aanwezigen. De heilige Geest zweeft als een lichtstraal en heeft de gedaante van een duif. Driemaal maakt deze, al vliegend, een kruis.
Op 17 april 1952 ziet Kuni Schleicher boven het bos 5 engelen met elk een zwaard en een fakkel in de handen. De engelen zeggen haar dat dit een zware, geestelijke strijd betekent. Maria Heilmann ziet een engel met mooie rozen. De engel zegt, dat zoals de rozen bloeien, zo moet het gebed bij de mensen opbloeien.
De laatste verschijning is op 31 oktober 1952. Onze-Lieve-Vrouw zegt de kinderen zeer nadrukkelijk dat zij offers moeten brengen, boete moeten doen voor de bekering van de zondaars. Ook zegt Zij dat de kinderen haar hebben te roepen als zij in gevaar zijn of een zonde dreigen te doen. Maria vraagt hen in het bijzonder de Heilige Maria Goretti te vereren. Mocht bekoring tot zonde dreigen dan kunnen zij tot de Heilige Aloysius bidden. Ook zegt Onze-Lieve-Vrouw dat zij veel voor priesters hebben te bidden. Verder moeten zij niet wankelen als de tijd zwaar wordt. De kinderen krijgen te horen, dat zij steeds oprecht, nederig en gehoorzaam moeten blijven.
Maria heeft de kinderen een gebed geleerd, met de tekst:
“Liebes Jesulein
ich habe Dich so lieb.
Dich will ich loben und Preisen
in alle Ewigkeit.
Ich danke Dir, o Jesulein.
Ich schliess Dich in mein Herz hinein.
O mein liebes Jesulein.”
Vaak hebben de kinderen veel visioenen; bijvoorbeeld 8 keer in 12 uren en zelfs van ’s avonds tot in de vroege morgen.
Aan de kinderen verschijnen vele heiligen, als de herderskinderen Jacinta en Francesco uit Fatima, Antonius van Padua, Theresia van Lisieux, Maria Crescentia Höss von Kaufbeuren en Maria Goretti.
Op 30 augustus 1959 sterft pastoor Gailer. De uitvaart heeft veel weg van een triomftocht. Hij ligt begraven op het plaatselijke kerkhof.
Ondanks veel onderzoek en de verkregen grote hoeveelheid informatie omtrent de verschijningen, zijn deze niet erkend door het Vaticaan in Rome. Een reden is, dat “Rome” de toenadering tot de protestanten niet in gevaar wil brengen.
BEDEVAARTSOORD
Het gebedsoord Heroldsbach is rijk aan velerlei plekken, waar de warmte van Maria voelbaar is.
Elke pelgrim, die Heroldsbach bezoekt gaat naar de Genadekapel, waar ook een groot Mariabeeld staat. In deze kapel zijn vele dankbetuigingen van gelovigen tegen de wanden bevestigd.
Op de plaats van de eerste verschijning van Maria is later de kapel gebouwd. Hier wordt veel gebeden. Na elke verschijning is hier steeds een dankgebed gedaan.
In de gebedshal staat een groot beeld van de Heilige Maagd en altijd zijn daar mensen aan het bidden. Het mariale oord Heroldsbach kent een eeuwigdurende aanbidding. Dit eerherstellende dag- en nachtgebed is ononderbroken.

De bron trekt vele bezoekers, die er water tappen voor zichzelf en anderen. Deze bron staat vlakbij de Gebedshal. Iets verder dan deze hal is er de Genadebron, met engelen bovenaan de trap.
Iets buiten de gebouwen van het gebedsoord, aan het eind van een pad, staan de vijf berken. Hierboven zijn verschijningen geweest.
In Heroldsbach wordt vaak geknield. Dit komt mede door het knielen van de zieneressen als de Verschijning hen zegent.
Een prachtig beeld in het genadeoord is dat van de Rozenkoningin. Als de Onbevlekte Ontvangenis is het geheel in het wit gekleed. Zo ook heeft Maria zich in het begin van de verschijningen in Heroldsbach getoond.
BEREIKBAARHEID
Heroldsbach ligt in de Duitse deelstaat Beieren. De verschijningsplaats ligt tussen Bamberg en Nürnberg, vlakbij de A73. Een andere weg gaat vanaf Würzburg en dan verder op de autobaan richting het oosten. Na de afslag “Erlangen” is het rijden naar Forchheim en dan naar Heroldsbach.
Adres: Gebetsstätte Heroldsbach, Am Herrengarten 9, D-91336 Heroldsbach.
Op www.heroldsbach-pilgerverein.de is meer info te vinden.
BELEVING
Een bezoek aan het Duitse Heroldsbach staat al lang op mijn lijstje. Vandaag is het zover. Op de autobaan van Würzburg naar Nürnberg, moet ik er tijdig af, want de verschijningsplaats ligt tussen Höchstadt en Forchheim, vlakbij Erlangen.
Ik volg de bordjes Heroldsbach en kom op een stijgende weg. Na een paar honderd meter is het rechtsaf gaan om de “Gebetstätte Heroldsbach” te bereiken. Ik ben benieuwd naar de Rozenkoningin van Heroldsbach.
In het gebedsoord ga ik op verkenning en zie de aangegeven plekken waar Maria is verschenen van 9 oktober 1949 tot en met 31 oktober 1952. Zeven meisjes en een wat oudere tiener zijn de uitverkorenen. Ik kom bij de Genadekapel. Hier wordt altijd gebeden en dat alle dagen in de week met 24 uren per dag. Dit komt zelfs in het Heiligdom van Lourdes niet voor.
In de Mariakerk vallen mij vooral de vele gebrandschilderde ramen op. Ik zie onder meer een groot beeld van Jozef met zijn zoon Jezus en een prachtig Mariabeeld.
In de Mariakapel woon ik een “Messe” bij. De kapel zit vol met gelovigen. Er is geen plaatsje vrij. Velen staan, zoals ik.
’s Avonds tegen half zeven bezoek ik de St. Michaelskerk aan de Pfr. Dr. Marquardt-Platz te Heroldsbach. Ik kom juist op tijd, want de zaterdagavondmis begint. Wat is dit een mooie kerk! Wat is hier veel te zien! Rechts van het altaar zie ik een triptiek met daarin Maria centraal weergegeven.
Om half negen ben ik achter de Genadekapel, want de kaarsenprocessie begint. Er staan zo’n 200 deelnemers klaar met een kaarsje in de hand. Er wordt nog iemand gevraagd om het kruis te dragen. Niemand reageert. Vervolgens wordt aan mij gevraagd het kruis te dragen. Ik stem toe. Tijdens de processie vraag ik waarom ik ben uitverkoren. Het antwoord is: “Jij met je lange haar kan best wat genade gebruiken.” Een man met een Limburgs accent zegt me dit. Hij en ik zijn Nederlanders; hij Limburger met het Mariabeeld en ik Brabander met het kruis. Deze twee Nederlanders gaan voorop in de processie in het Duitse Heroldsbach. De Limburger zegt tegen de Duitse processiegangers: “Jetzt folgen Sie zwei Holländer!” De Limburger vertelt me, dat hij zowat over de hele wereld heeft gezongen, maar sinds een paar jaar is dat niet meer. Hij zegt, dat hij keelkanker heeft. Hij vertelt me ook, dat onlangs zijn vrouw is overleden en dat hij nu al twee maanden in Heroldsbach is om er nuttig vrijwilligerswerk te verrichten. Hij vraagt me, waarom ik hier ben. Ik zeg hem dat ik Mariabeleving wil meemaken. Hij ook, is de reactie. Ik vertel de Limburger, dat ik er ook over schrijf. Met “Je krijgt hier veel genade!” neemt hij laat op de avond afscheid van me.
De volgende dag woon ik weer een eucharistieviering in het Duits bij en zing de liederen mee. Na de mis is er een diapresentatie over de verschijningen. Dat wil ik niet missen. Even later zie ik de gebeurtenissen in diavorm en de gevolgen van de verschijningen in Heroldsbach. In de avond wordt in het Pelgrimhuis de film vertoond over de verschijningen in Heroldsbach. Ik zie historische beelden, interviews met zieneressen en getuigen. Ook wordt de afwijzende houding van “Rome” belicht met de verboden om Heroldsbach te bezoeken. Dit wordt gevolgd door de excommunicatie van de zieneressen.
De “Gebetsstätte Heroldsbach” is door de katholieke kerk pas als zodanig erkend in 1998 en wel door het bisdom Bramberg. Ik vind dit een opmerkelijk lange tijd. Immers, de Mariaverschijningen zijn zo’n 50 jaar eerder begonnen … Al die jaren zijn de Heilige Berg en het gebedsoord te Heroldsbach door privé-initiatief en heel veel vrijwilligers uitgebouwd om het voor bezoekers uitnodigend te maken hier te komen. De overdracht van het privébezit aan de katholieke kerk van de Heilige Berg is onmiskenbaar van invloed geweest op de veranderende houding van de kerk. Ook hier speelt geld een rol …
Sinds februari 2009 bestaat in het gebedsoord Heroldsbach de eeuwige aanbidding. Het is dus mogelijk in de Genadekapel dag en nacht te bidden. Tijdens mijn driedaags verblijf maak ik er gebruik van om enkele uren aaneengesloten te bidden. Heroldsbach voelt voor mij meer dan een gebedsoord. Ik beleef hier intens het Mariagevoel en de sfeer van de verschijningen.
De derde dag van mijn verblijf in Heroldsbach woon ik enkele misen bij. Ik kijk met meer aandacht naar de afbeeldingen van Maria en de andere heiligen. Ik ben opvallend in gedachten bij enkele goede vrienden. Daarna steek ik een grote kaars aan voor enkelen, die een steuntje best kunnen gebruiken. Goede vrienden heb ik in het hoofd. Een gebed kan voor hen wel wat verlichting betekenen. Vervolgens ontvang ik de nodige inspiratie hoe een en ander vorm te geven. Wat later probeer ik me te verplaatsen in de situatie van de meisjes die de verschijningen hebben meegemaakt. Zij hebben veel druk ervaren en dit niet aalleen van nieuwsgierigen, maar zeker ook van de kerk. Ook is er pressie van de media. De meisjes bekoren mij door hun volhouden en opstelling vol overtuiging.
Maria zie ik in Heroldsbach in verschillende gedaanten. Helemaal in het wit is zij voor mij het mooist en meest inspirerend om te zien. Wat statiger is Zij met blauwe mantel en gouden kroon. Maria is steeds afgebeeld met rozen, want Zij is hier de Rozenkranskoningin.
Evenals in Fatima, is er ook in Heroldsbach sprake van een zonnewonder. Op een verschijningsdag is het weer somber en dikke wolken verbergen de hemel. Ineens breekt het wolkendek open en de zon laat zich zien. Iets later gaat de zon draaien en dit steeds in een hoger tempo. Zal de zon ontploffen?Duizenden zijn er getuige van dat de zon driemaal van kleur verandert. Het lijkt dat een lichtkogel naar de Heilige Berg komt. Vervolgens stijgen goudgele kogels loodrecht naar de hemel en hierdoor straalt de berg in het licht, alsof deze een reusachtige zon is geworden. Er zijn meer overeenkomsten met Fatima, want Maria spreekt ook in Heroldsbach van het opkomend Russisch gevaar van communisten.
Opvallend vind ik in Heroldsbach de vele houten kruisen. Deze staan klaar om door gelovigen te worden gedragen en zo kunnen mensen hun zonden belijden. De 15 staties van de kruisweg worden met het kruis op de schouder bezocht.
Ik ben enkele keren in Heroldsbach geweest en tijdens één van mijn bezoeken, heb ik onderstaande tekst gemaakt op 15 augustus, de dag van Maria Tenhemelopneming:
“Ben ook dit jaar op reis met Maria Hemelvaart
ga naar Heroldsbach, op bezoek bij de Moeder Gods,
ben zo graag opnieuw op Maria-bedevaart
met voor Haar steeds een hart vol trots.
Voor mij is Zij een bijzondere vrouw,
blijft aanhoudend aandacht trekken,
een vrouw waarvan ook ik hou,
zij blijft in mij energie opwekken.
Voor de kerk is Zij een welkom geschenk,
de populairste heilige heeft zo’n faam,
want velen voel haar gewenk,
komen naar Haar, bezingen haar naam.
Met rozen, kroon en rozenkrans,
krijgt Zij ontelbaren devoot in gebed,
voel door Haar opnieuw een kans
nu ik beter op mijn leven let.”
Geplaatst: 10 oktober 2020
Laatst gewijzigd: 16 juni 2022
~~~
KEVELAER
GESCHIEDENIS
Het is in 1641 vlak voor kerstmis. Hendrick Busman hoort een stem roepen. Het gaat over het bouwen van een kapel bij een hagelkruis in de heide van Kevelaer. Dit kruis is in het veld geplaatst ter bezwering van hagelschade. De stem hoort Hendrick Busman nog tweemaal. Zijn vrouw, Mechel Schrouse, krijgt op een nacht een visioen van het kapelletje. Hendrick ervaart dit als een signaal om een beeldzuil te bouwen.
Enkele dagen eerder heeft Mechel van twee soldaten een heiligenprentje aangeboden gekregen. De afbeelding van het prentje stelt voor Maria in een wijd gewaad, met de kleine Jezus op de linkerarm. In de rechter arm heeft Maria een scepter vast. Jezus heeft de aardbol in de hand. Zowel Maria als Jezus zijn gekroond. Het betreft een afbeelding van een klein beeld van 7,5 bij 11 centimeter met op de achtergrond een silhouet van de stad Luxemburg.
Pastoor Johannes Schink zet in 1642 het genadebeeldje in de gebouwde beeldzuil van Hendrick Busman. Meteen trekt het beeldje gelovigen en al in 1643 is er de eerste processie. Vlak na de plaatsing van het beeldje zijn er acht wonderbaarlijke genezingen vastgesteld en deze zijn vrij spoedig als een wonder erkend. In de 19e eeuw zijn er nog meer opmerkelijke genezingen, zoals blinden die kunnen zien, stommen die ineens spreken en invaliden die weer stappen zetten.

In 1643 wordt de eerste steen gelegd voor de Kaarsenkapel. Dit wordt de eerste bedevaartkerk in Kevelaer. De kapel is gebouwd in de periode 1643-1645 door Hendrik van Arssen. Het is een bakstenen gebouw en heeft de afmetingen: 32 meer lang, 10 meter breed en 15 meter hoog. Het barokke hoogaltaar kent veel houtsnijwerk. Het tabernakel is afkomstig uit Antwerpen. Na de vrede van Münster in 1648 wordt de kapel ingewijd op 2 mei 1649. In deze ruimte staan over de 300 kaarsen en vandaar de naam Kaarsenkapel.

Het oratorianenklooster wordt in 1647 gebouwd aan de Kapellenplatz. Dit is nu het Priesterhuis, waar ook cursussen, retraites en vormingsdagen worden gehouden.

In 1654 laten de oratorianen een zeshoekig kapelletje ronde de beeldzuil bouwen. Dit is de Genadekapel. De beeldzuil van 2,5 meter hoogte toont de koperen gravure, welke is gemaakt van het prentje dat Mechel Schrouse heeft gevonden. De Luxemburgse Madonna is de “Consolatrix Afflictorum” ofwel de “Troosteres van de Bedroefden”. In het metselwerk van de kapel is een opening, waardoor het beeldje vanaf de buitenzijde van de kapel is te zien. In 1664 is het genadeprentje in een vergulde zilveren lijst geplaatst. Het interieur komt uit de 19e eeuw. De inrichting van het kleine gebouw heeft maar liefst vier jaar geduurd (1888-1892). De ontwerpen van de schilderwerken zijn van kunstenaar Friedrich Stummel. Zijn werken zijn in de stijl van de neorenaissance. In 1892 is het genadeprentje verrijkt met een gouden kroon. Twee engelen houden de kroon vast. Dit is een geschenk van het Vaticaan te Rome. Aan de bovenkant van het prentje staat: “Consolatrix Afflictorum Ora Pro Nobis”, hetgeen wil zeggen: “Troosteres van de Bedroefden bid voor ons”.

In de periode 1858-1864 wordt een grote kerk gerealiseerd om de groeiende stroom pelgrims de vieringen te laten bijwonen. Dit is de parochiekerk van de Heilige Maria en is gelegen vlakbij de Genadekapel. Allereerst worden het noordelijke en zuidelijke dwarsschip voltooid en dit volgens de plannen van Vincenz Statz (1819-1898). De 90 meter hoge toren is pas 20 jaar later afgebouwd. Bijna 30 jaar hebben kunstenaars gewerkt aan de beschilderingen in deze kerk. In de kerk worden vele iconografische beschilderingen aangebracht. Kerkschilder Friedrich Stummel heeft met vele leerlingen zo’n 170 schilderijen met ongeveer 1200 figuren gemaakt. Het kerkgebouw is 70 meter lang en de ruimte biedt plaats aan 800 bezoekers. In 1923 verleent paus Pius XI aan de Mariakerk de titel basiliek.

De bedevaartkerk van de Heilige Maria staat in verbinding met de Biechtkapel, welke in 1858 is gebouwd. In deze kapel staat ook de Doopkapel. Op de doopvont is de tekst te lezen: “Fons Hic Est Vitae Qui Totum Diluit Orbem Hoc Natus Flumine Sanctus Erit”. Dit staat voor: “Dit is de bron van het leven, welke de hele aarde reinigt, wie in dit water gaat zal heilig zijn”.
Sinds 1985 is er jaarlijks een bedevaart voor motorrijders en sedert 1987 wordt er een bedevaart met Tamils gehouden. In 1987 komt paus Johannes Paulus II naar Kevelaer voor de opening van het bedevaartseizoen. Ook zijn in dat jaar in Kevelaer Moeder Teresa en kardinaal Joseph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI.
BEDEVAARTSOORD
De kern van het stadscentrum van Kevelaer wordt gevormd door de Kapellenplatz met de Genadekapel (Gnadekapelle), de Bedevaartskerk van de Heilige Maria (Wallfahrtskirche St. Marien), de Kaarsenkapel (Kerzenkapelle), de Biechtkapel (Beichtkapelle) en het Priesterhuis (Priesterhaus).
De meeste bezoekers komen voor het genadebeeld in de Genadekapel. Deze koperen gravure heet “Consolatrix Afflictorum” ofwel “Troosteres van de Bedroefden”. De kleine Genadekapel heeft dan ook voortdurend bezoek.
De Kaarsenkapel is meer dan indrukwekkend met ruim 300 kaarsen, vele vaandels en schildjes van bezoekende bedevaartgroepen.
De Bedevaartskerk van de Heilige Maria valt op met de 90 meter hoge toren. Het Mariabeeld is de blikvanger in deze kerk. Speciaal is ook het retabel in de absis; dit geeft de Zeven Smarten van Maria weer en in het mideen is de Pieta te zien. Boven het altaar is de voorstelling van de opname van Maria in de hemel meer dan het bekijken waard.

De Sacramentskapel is voorzien van neogotische, houten wandbekleding. De vensters tonen treffende scenes: Aankondiging aan Maria, Geboorte van Jezus, Bruiloft in Kana, Kroning van Maria en Jozef de werkman.
De kapel Pax Christi is eind 20e eeuw vergroot door op het aangrenzende terrein een glazen dak aan te brengen. Dit geheel wordt “Forum Pax Christi” genoemd. In het ronde altaarblad worden relieken bewaard van de Heilige Ludger, de eerste bisschop van Münster en de Heilige Willebrord, de eerste missionaris in de streek rond Kevelaer. In Kevelaer staat ook de orthodoxe Johanneskapel.
Kevelaer wil niet worden gezien als een oord van wonderen, maar als een plaats van troost. Het aantrekkelijke centrum telt zo’n 200 monumentale panden, vele winkels, diverse restaurants, enige galerijen en menig atelier. Ook zijn er vele fietsroutes uitgezet in en rond de stad. Dit al maakt Kevelaer geliefd bij velen. Het is het grootste bedevaartsoord van Maria in Noordwest-Europa. Na Altötting is het de tweede Mariale plaats in Duitsland. Het bedevaartseizoen begint in Kevelaer op 1 mei. Per jaar komen gemiddeld ruim 800.000 bezoekers naar de bedevaartplaats.
BEREIKBAARHEID
Kevelaer ligt in het district (Kreis) Kleve, vlakbij de grens met Nederland. Vanuit Nederland is het bedevaartsoord makkelijk te bereiken om na Boxmeer of Venlo de grens over te gaan.
Het adres is: Kapellenplatz, D, 47623 Kevelaer.
Verdere info: www.wallfahrt-kevelaer.de.
BELEVING
Mijn eigenlijke bestemming in Kevelaer is de “Gnadenkapelle” op de “Kapellenplatz”. In de Genadekapel zie ik de kopergravure van de Moeder Gods. Er is een een opening in het metselwerk van de kapel gemaakt en zo is ook de gravure zichtbaar voor de bezoekers buiten de kapel. In de kapel zie ik een mooi altaar en in de koepel gevoelvolle afbeeldingen van Maria.
Vervolgens ga ik naar de Kaarsenkapel. Van oudsher is dit de echte bedevaartkerk. Ik hoor dat vele processie hier aankomen. In de kapel zie ik vele, grote kaarsen, heel wat wapenschilden, ex-voto’s en glas-in-loodvensters. Wat is er veel pracht in deze kapel!

Na de Kaarsenkapel ga ik naar de basiliek. Vele schilderingen laten mij in een andere wereld komen. In dit gebouw word ik geraakt door het Mariabeeld. Zij is er gekroond, evenals Jezus, die op haar linkerarm zit en de wereldbol in de linkerhand heeft. Maria houdt een scepter vast in de rechter hand. De kleuren blauw en rood zijn een geslaagde keuze. Vervolgens is het tijd voor gebed tot Maria.

Later in de middag doe ik de Kruisweg in het Kruiswegpark aan. Daartoe begeef ik me naar de St. Klara Platz en tegenover het Clarissenklooster ga ik het park in. Wat zijn de staties ook hier indrukwekkend. De Kruisweg eindigt in het Mariapark bij het beeld van de Mantelmadonna. Dit monument herinnert ook aan de gevallenen in de twee wereldoorlogen. Wat een mooi verblijf in Kevelaer!
Geplaatst: 26 maart 2020
~~~
LAUTENBACH
GESCHIEDENIS
Volgens een legende heeft een herder in een heuvelachtig gebied een wondermooi gezang gehoord. Hij gaat op onderzoek uit en vindt een beeldje van Maria met Kind bij een holle boom, vlak naast een bron. Dit beeldje plaatst hij in de boom. Vervolgens doen zich bij het beeldje wonderbaarlijke gebedsverhoringen voor. Die gebeurtenissen geven een grote toeloop van pelgrims en nieuwsgierigen. Het bouwen van een houten, eenvoudig kapelletje, waarin het beeldje wordt geplaatst, is het gevolg. Hierdoor neemt het aantal bezoekers verder toe. In de loop van de eeuwen ontstaat het dorp Lautenbach, als het bedevaartsoord zich verder ontwikkelt en bekender wordt.
In 1233 is de eerste vermelding van een kapel, waar pelgrims naartoe komen. De informatie staat in een oorkonde van Koning Hendrik VII (1211-1242), die dan de regio Lautenbach in bezit heeft. In 1350 teistert een pest de streek. De bedevaartplaats wordt dan druk bezocht om Maria om hulp te vragen. In de 14e eeuw komt het gebied in handen van het bisdom Straatsburg. Deze eigendom duurt tot 1803.
In 1294 is er een pauselijk decreet, dat het mogelijk maakt dat de laatste rustplaats van weldoeners in kapellen en kerken is toegestaan. Later gebeurt dit ook in Lautenbach.
In 1303 hebben monniken van het nabijgelegen klooster van Allerheiligen de zorg overgenomen van de bedevaartplaats. Dit gebeurt onder druk van de bisschop van Straatsburg. Er is dan een kleine kapel, waarin het Mariabeeld staat.
In 1471 wordt met de bouw van de kerk begonnen. Tot 1482 is er een ononderbroken periode dat de bouw van de kerk plaatsvindt. Echter, dan stagneert de voortgang, omdat er verschil van mening is omtrent betaling tussen de leiding van het klooster en bouwmeester Hans Hertwig uit Bergzabern. De vertraging van de verdere bouw duurt van 1482 tot in 1485. Het klooster van Allerheiligen gaat zorg dragen voor de voltooiing van de kerk. De inwijding van deels afgebouwde kerk met het gerealiseerde hoogaltaar is in 1483. Het hoogaltaar behoort tot de beste meesterwerken van zowel de houtsnijkunst, als de schilderkunst. De kunstenaars van het hoogaltaar en zijaltaren zijn onbekend. Het hoogaltaar met kruis toont Maria en haar Kind. Engelen kronen de Moeder Gods. De kerk heeft dan ook de naam “Maria’s Kroning”. Maria en de kleine Jezus worden geflankeerd door Johannes de Doper en Johannes de Evangelist. Vervolgens wordt in 1485 de oude, kleine kapel afgebroken. In de periode 1485-1488 is er de realisatie van de nieuwe Genadekapel en doksaal. De Genadekapel wordt op de fundamenten van de eerste bedevaartkapel gebouwd en krijgt het uiterlijk van een baldakijn. In 1488 is de kerk ingewijd door Albrecht von Bayern (1440-1506), bisschop van Straatsburg van 1478 tot in 1506. De kerk wordt gezien als een juweel van laatgotische bouwkunst. De kerk telt 59 kostbare en kleurrijke glas-in-loodramen, die tussen 1482 en 1488 zijn gemaakt in de ateliers van de gerenommeerde kunstenaar Peter Hemmel (1420-1506) uit Andlau.
De bisschop van Straatsburg, Albrecht von Bayern, wil dat het voortbestaan van Lautenbach wordt gewaarborgd. Hierover heeft hij contact met de paus. In het jaar 1491 komt er een uitspraak van paus Innocentius VIII (1484-1492), die geboren is als Giovanni Battista Cybo (1432-1492). Het klooster Allerheiligen heeft te zorgen voor de financiën van de kerk te Lautenbach en ook voor de dagelijkse Heilige Mis, die wordt opgedragen voor de zielenrust van de weldoeners van de kerk. Trouwe gelovigen uit het Renchtal, waarin Lautenbach is gelegen, en enkele mensen van adel hebben de realisatie van de kerk gefinancierd. Enkele grote weldoeners zijn in de kerk begraven.
Bijzonder opvallend in de kerk is het doksaal (“Lettner”), dat ooit 4 altaren kende. Nu zijn het er nog 2. Aan de linkerzijde is er het Piëta-altaar met Moeder Maria en haar gestorven Zoon. In 1523 is dit altaar gemaakt van een dodenaltaar. Het rechteraltaar is uit 1521. De beelden stellen voor de Heilige bisschop Wolfgang von Regensburg en Martinus van Tours (Sint-Maarten). Het doksaal is een van de zeldzame overblijfselen uit de laatgotische tijd en scheidt het priesterkoor met hoogaltaar van het schip van de kerk. Hier wordt voorgelezen uit de schriften, gepreekt en gezongen.
In 1525 komt er een kruis aan het kruisaltaar. In de 16e eeuw wordt naast de kerk een gastenverblijf gebouwd om pelgrims te laten overnachten. Later wordt dit het parochiehuis.
In 1796 wordt de kerk geplunderd door opstandige soldaten. Altaren, beelden, schilderijen en documenten worden vernietigd. Het klooster Allerheiligen houdt in 1803 op met activiteiten en dit na 6 eeuwen zegenrijk te hebben gewerkt. De geestelijken worden verdreven door soldaten van de politieke machthebbers, die niets op hebben met het katholiek geloof. Voor de kerk te Lautenbach kunnen de geestelijken van het klooster dan ook niet meer zorgen. Enkele jaren later komt er wat meer politieke rust en enkel door invloedrijke personen kan er dan wat voor een kerk worden geregeld. Dit gebeurt ook voor de kerk te Lautenbach.
Sinds 1815 is de bedevaartkerk ook parochiekerk van Lautenbach. De pastoors worden dan bedevaart-rectoren. Deze beslissingen komen van de invloedrijke bisschop van Mainz, Karl Theodor Anton Maria von Dalberg (1744-1817), die behalve bisschop ook rijksbaron, aartskanselier en keurvorst is in 1802 en 1803.
In het tijdvak 1895-1898 komt er een uitbreiding van de kerk en wordt de toren naast de kerk gebouwd. Bouwmeester Maximilian Emanuel Franz (Max) Meckel (1847-1910) uit Freiburg heeft er de supervisie over. Na de expansie bestaat het complex uit 4 delen, namelijk Genadekapel, begrafeniskerk, priesterkoor en doksaal. De kerk bestaat dan uit 6 traveeën, dit zijn grote vakken van gewelven.
Tot 1973 is de Genadekapel de waardige plaats voor het genadebeeld, want in dat jaar wordt het beeld geroofd. Vervolgens wordt een kopie van het genadebeeld gemaakt. Het altaar in de Genadekapel wordt gerestaureerd en in 1997 prijkt het beeld in de herstelde kapel.
In 1979 wordt het altaar gerenoveerd. Het doksaal wordt gerestaureerd, samen met doopvont, ambo en sacramentsplaats. Dit is het werk van beeldhouwer Helmut Lutz (1941) uit Breisach am Rhein.
Opmerkelijk is, dat de bedevaartkerk onrustige tijden met onlusten en oorlogen in de afgelopen eeuwen heeft doorstaan. De kerk is nooit vernietigd en staat onder bijzondere bescherming …
BEDEVAARTSOORD
Lautenbach ligt in het Renchtal en behoort tot de deelstaat Baden-Württemberg. Het plaatsje van ongeveer 2000 inwoners ligt in het district Ortenau en valt onder de gemeente Gernsbach.
Blikvanger in Lautenbach is de bedevaartkerk “Mariä Kronung”. Deze kerk is een van de belangrijkste culturele monumenten in Zuid-Duitsland.
In de voorbije eeuwen hebben zich wonderen in de kerk voorgedaan, zoals het genezen van onbehandelbare zieken en opgegeven mensen. Ook zijn bij pelgrims oogziekten verdwenen, wonden genezen, zijn pijnen weggegaan en konden lammen weer stappen.
In de kerk is veel te zien, waaronder de schilderingen van het gesloten hoogaltaar. Deze geven afbeeldingen van het leven van Maria, namelijk geboorte, verkondiging, bezoek aan Elisabeth en dood. De binnenzijde van het hoogaltaar toont 4 schilderwerken uit het leven van Jezus: geboorte, besnijdenis, aanbidding door 3 koningen en de opdracht in de tempel. Het linker zijaltaar toont in gesloten en open situatie ware kunst, waaronder de verkondiging van de engel Gabriël aan Maria.
Een bijzonder bezoek is te brengen aan de Genadekapel. Hier is de kroning van Maria verbeeld. Dankbetuigingen van pelgrims zijn er aangebracht. Hier branden steeds kaarsen en staat Maria in het licht.
Naast de kerk is een gastenverblijf voor pelgrims en een recoraatshuis gebouwd. Later is de bestemming veranderd in het parochiehuis. In de achterliggende tuin zijn bedevaartbronnen te bezoeken. Het water van de bron heeft talloze weldaden verricht bij hulpzoekende pelgrims.
In Lautenbach zijn er feestdagen met vieringen, namelijk speciaal op 15 augustus, de dag van Maria Tenhemelopneming. Daarnaast alle zaterdagen, Mariadagen en ook de Portugese Fatimadagen van de verschijningen aldaar in 1917.
BEREIKBAARHEID
Lautenbach ligt in het Renchtal en behoort tot de deelstaat Baden-Württemberg. Het dorp ligt nabij Offenburg, niet ver van de Duits-Franse grens.
De katholieke bedevaartkerk “Mariä Kronung” ligt aan de Hauptstrasse in Lautenbach.
Adres Parochiesecretariaat:
Kath. Pfarramt Mariä Kronung, Hauptstrasse 75, 77794 Lautenbach.
Op www.lautenbach@kath-oberkirch.de is actuele informatie te vinden.
BELEVING
De bedevaartkerk zie ik als een wonderschoon, laatgotisch godshuis en Maria is er de patrones van.
Bij het hoofdportaal zie ik een bijna levensgroot, laatgotisch stenen beeld met Maria en Kind. Twee kronende engelen zweven boven Maria; hier wordt Zij gekroond. Dit is het werk van beeldhouwer en houtsnijder Nikolaus Gerhaert von Leyden (±1420-1473). Dan ga ik de bedevaartkerk in. Bij binnenkomst valt me meteen de Genadekapel op en daarna het doksaal.
In de kerk zie ik onder meer beelden van heiligen en afbeeldingen van Maria, waaronder de tronende Moeder Gods. Ook de piëta maakt indruk op me, evenals de engel Gabriël, die Maria een belangrijke boodschap brengt.
In de kerk staat een afbeelding van Maria die de knopen ontwart. Een standaard kent al vele touwtjes met een knoop. Ik voeg er een knoop aan toe.
Indrukwekkend zijn de gebrandschilderde ramen. Wat een kleurenpracht. Na een langdurig verblijf met gebed en uitingen van bewondering, ga ik naar de tuin achter de kerk. Waat staat hier een bijzonder mooi beeld van Maria.
Lautenbach heeft een parel om in te lijsten …
Geplaatst: 16 november 2021
~~~
MARIENFRIED
GESCHIEDENIS
Het is 13 mei 1940 en de Tweede Wereldoorlog neemt in omvang toe. Op deze dag vindt een bijzondere gebeurtenis plaats. Het is Tweede Pinksterdag … De 16-jarige Bärbel Reuss maakt, zoals een dag eerder, dezelfde wandeling naar en in het bos bij Pfaffenhofen an der Roth. De dag hiervoor bidt zij de rozenkrans. Zonder het te merken, heeft Bärbel de rozenkrans verloren. Zij zoekt en zoekt, maar vindt de kralensnoer niet. Jammer, want zij wil de rozenkrans bidden. Ineens komt een Vrouw haar vergezellen. De twee vrouwen raken met elkaar in gesprek. De Vrouw zegt tegen Bärbel, dat Zij een andere rozenkrans met haar wil bidden. Bärbel is verrast, dat de Vrouw weet wat haar gedachte is. De Vrouw zegt, dat als Bärbel deze, andere rozenkrans vlijtig bidt, zij Haar beter leert kennen. Bärbel stemt toe en hierop leert de Vrouw haar “de Rozenkrans van de Onbevlekte” bidden. De Vrouw zegt, dat in de plaats van de bekende rozenkransgeheimen andere aanroepingen worden gehanteerd. Deze aanroepingen zijn:
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, redt ons!
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, bescherm ons!
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, leidt ons!
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, heilig ons!
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, bestuur ons!
De Vrouw wil met Bärbel deze rozenkrans voor het vaderland bidden. Na het samen bidden, gaat de Vrouw weg. Zij gaat een andere richting uit. Deze ontmoeting laat op Bärbel een onvergetelijke indruk na. Zij wil de Vrouw nog eens ontmoeten en Haar beter leren kennen. Na de ontmoeting met de Vrouw bidt Bärbel vaak de rozenkrans van de Onbevlekte Ontvangenis. Zij houdt de ontmoeting met de Vrouw voor zichzelf en met niemand deelt zij haar ervaring. Enkele jaren later, na de Tweede Wereldoorlog, krijgt dit in 1946 een vervolg …
Bärbel Reuss is bevriend met Anna en haar broer Martin Humpf. Sinds 1943 is Martin pastoor in Pfaffenhofen an der Roth. Anna ondersteunt hem met zijn werk. Zij is niet alleen huishoudster in de pastorie, maar ook helpster in de zielenzorg. Vanaf haar jeugdjaren is zij deelneemster aan de Schönstattbeweging. Deze organisatie is een religieuze, apostolische beweging, welke het Mariabeeld van de Drievoudige, Wonderbaarlijke Moeder als vormingsprincipe hanteert. Anna geeft er leiding aan een meisjesgroep en daar is Bärbel Reuss lid van.
Tijdens een preek in mei 1944 doet pastoor Matin Humpf het voorstel een belofte te doen. Met het oog op de dreigende catastrofe van de oorlog wil hij Maria een belofte doen. Als Zij de parochie van Pfaffenhofen beschermt, wordt als dank een kapel gebouwd. Immers, de plaats Pfaffenhofen verkeert in groot gevaar, omdat dagelijks vijandige vliegtuigen overkomen. Vele terugtrekkende Duitse militairen komen langs Pfaffenhofen om verder richting Berlijn te gaan. De inwoners van Pfaffenhofen voelen zich niet veilig in deze periode. Bijna een jaar later eindigt de Tweede Wereldoorlog en de plaats Pfaffenhofen komt zonder grote schade de oorlog door. Al enige tijd heeft de pastoor een klein Mariaheiligdom in gedachten. Het bouwen van een kapel is dan ook een wens. Er komt een beeldstok en deze wordt tegen een boom geplaatst. Het beeld is de Moeder Gods van Schönstatt. Anna Humpf zorgt voor dit beeld.
Dan wordt het 1946 …
In 1946 verschijnt Maria op drie dagen aan de 22-jarige Bärbel Reuss. Dit gebeurt op 25 april, 25 mei en 25 juni.
Op 25 april 1946 gaan pastoor Martin Humpf, zijn zus Anna en Bärbel Reuss in Pfaffenhofen naar het bos. Zij bidden de rozenkrans en praten over het ontstaan van heiligdommen. De pastoor zegt onder andere dat het Maria is, die dikwijls een teken geeft waar een door Haar verlangd heiligdom komt. Hij uit de wens, dat Anna, Bärbel en hij een dergelijk teken willen ontvangen. De pastoor zegt ook, dat hij een kapel wil bouwen. Zij houden halt bij de boom, aan de kant van de weg, waaraan een beeldje van Maria hangt. Ineens zegt Bärbel: “Iemand roept me.” Zij gaat het struikgewas in. Ziet een vrouw. Echter, Martin en Anna Humpf zien niets. Wel horen zij Bärbel tegen iemand praten. Broer en zus Humpf zeggen tot elkaar, dat Bärbel misschien een visioen heeft. De Verschijning spreekt met Bärbel over een mysterieus voorval van zes jaar geleden en wel op Tweede Pinksterdag. Bärbel vraagt aan de dame: “Hoe weet U dit?” De Verschijning zegt: “Als Ik de sluier niet om had, zou u me kennen.” Ook zegt de Dame: “De vrede van Christus zal met jullie drieën zijn en met iedereen die hier bidt.” Hierna verdwijnt de Dame. Bärbel gaat ervan uit, dat de anderen de Dame ook hebben gezien en gehoord, maar Martin en Anna ontkennen dit. Bärbel vertelt wat zojuist is gebeurd. Martin Humpf ziet de ontmoeting van Bärbel als een hoopvol signaal. Hij weet nu ook zeker, dat dit de plaats is waar een kapel komt.
Op 12 mei 1946, Eerste Pinksterdag, zegt Bärbel tegen Martin en Anna Humpf, wat zij op 13 mei 1940 heeft meegemaakt. Deze Vrouw heeft zij onlangs, op 25 april, weer ontmoet aan de rand van het bos. De reactie van pastoor Martin Humpf is veel betekenend. Hij zegt, dat deze Vrouw Onze-Lieve-Vrouw is.
De tweede verschijning is op 25 mei 1946. Vroeg in de ochtend wordt Bärbel Reuss opgeroepen door een engel om op deze dag naar de plaats van de vorige verschijning te gaan. Deze engel is al vaker bij Bärbel gekomen, vooral in de ochtenden, en heeft met haar gebeden. De engel heeft Bärbel de intenties genoemd, waarvoor zij moet bidden. De engel noemt zich “de Engel van de Grote Middelares van Genaden”.
Wat later op de dag gaan Bärbel Reuss, Anna Humpf en haar broer Martin naar het bos. Zij naderen de beeldstok. Ineens ziet Bärbel de engel, die haar een richting aangeeft. Vervolgens ziet zij de mysterieuze Vrouw staan. De Vrouw is geheel in het wit gekleed en heeft een cape om. Deze Vrouw heeft donker haar, met een scheiding in het midden. Ook haar ogen zijn donker. De Vrouw heeft een prachtige glinstering in de ogen en het gehele gezicht toont helderheid, puurheid en goedheid. De Vrouw zegt: “Ja, Ik ben de Grote Middelares van Genaden.” De Verschijning zegt tegen Bärbel: “U moet een geheim bewaren. Nu kunt u er niets mee doen. Breng geduld op. Ik zal u leiden. Op een dag zult u het begrijpen.”
Om Bärbel de werkelijkheid van de verschijning aan te tonen, vraagt de Dame haar naar de Kellerberg te gaan. Deze ligt tussen Pfaffenhofen en Beuren. Ze zegt: “Daar is een man in grote nood. Ga erheen en help hem. Dit is een teken voor u, dat u niet het slachtoffer bent van bedrog.” De Verschijning zegt ook: “Overal waar de mensen niet op mijn Onbevlekt Hart vertrouwen, heeft de duivel de macht.”
Ook bij de tweede verschijning hoort en ziet enkel Bärbel de Vrouw. Anna en Martin Humpf horen en zien niets, wel horen zij Bärbel praten.
Bärbel gaat naar de plaats, welke de verschijning heeft aangegeven. Ze vindt er een man, die gebroken Duits spreekt. Bärbel denkt dat hij een Italiaan of Pool is. De man noemt zich Mario en lijkt geheel gestoord. Bärbel merkt dat hij wat verbergt onder de kleren. Het blijkt een koord te zijn. De man vraagt om hulp en Bärbel leidt hem naar de plaats van de verschijning. Daar aangekomen, begrijpt de man wat hem scheelt; hij heeft iemand bezit van zich laten nemen. ’s Avonds gaan enkele meisjes naar de beeldstok. Ze komen bij het beeldje en zien er een koord aan hangen.
De laatste, derde verschijning in 1946, is op 25 juni. Martin, Anna en Bärbel zijn op de plaats van de vorige verschijningen. Anna versiert de beeldstok aan de bermkant. Ineens ziet Bärbel de Verschijning. Maria zegt onder meer: “Ik ben de Grote Middelares van Genaden. Ik wil dat mensen te weten komen wat Ik heb gezegd, woord voor woord. U kunt het zich herinneren.” Bärbel vraagt Haar welk beeld er in de kapel moet komen. De Verschijning verwijst naar het beeld bij het struikgewas aan de kant van de weg. Dit noemt Zij: “Het beeld van de Drievoudige, Wonderbaarlijke Moeder van Schönstatt”. Zij voegt eraan toe: “Er is al vaak gebeden en er zijn veel offers gebracht bij dit beeld in Schönstatt.”
De Verschijning spreekt onophoudelijk. Plots is er een grote schare engelen rond Haar. Deze engelen dragen lange, witte kleding. Zij knielen, buigen diep en bidden. Volgens Bärbel is de Verschijning mooier en schitterender dan in de vorige maand. Ook deze keer horen en zien Martin en Anna de Verschijning niet. Zij horen enkel Bärbel spreken.
Maria heeft onder meer ook tegen Bärbel Reuss gezegd:
“De wereld is aan mijn Onbevlekt Hart toegewijd. Ik verlang dat de wereld de toewijding beleeft. Heb een onbegrensd vertrouwen in mijn Onbevlekt Hart. Geloof in mijn grenzeloze macht bij mijn Zoon.”
“Daar waar het grootste vertrouwen is en waar de mensen leren, dat Ik alles van God kan verkrijgen, daar zal Ik vrede brengen. Als mensen geloven in mijn kracht zal er vrede zijn. Via een ster zal ik een signaal geven.”
“Bidt de rozenkrans. Ik ben de Middelares van alle genaden. Ik wil in het verborgene werken als de grote Genademiddelares.”
“Breng Mij veel offers; maak uw gebed tot offer.”
De locatie van de verschijningen wordt later “Marienfried” (“Maria Vrede”) genoemd. Immers, Maria heeft op deze plaats gezegd: “Ik onthul u de vrede van Christus.”
In 1944 is de belofte gedaan door de pastoor, dat als Pfaffenhofen zonder noemenswaardige schade door de oorlogsjaren komt er een kapel wordt gebouwd. Maria zegt dan ook in 1946 tegen Bärbel Reuss: “Ik heb uw wens vervuld, houdt u aan uw belofte!” In het voorjaar van 1946 beginnen de voorbereidingen van de bouw van de kapel. De bouwplaats is een geschenk van een weldoener. Alle stenen voor de bouw van de kapel komen van de ruïne van het huis van de burgemeester van Ulm. In 1947 wordt de Marienfriedkapel ingewijd. Dit is de Genadekapel. In 1965 is de grote weide ten oosten van de kapel ook een geschenk aan het genadeoord.
Op 4 juni 1970 vindt er een vreselijke heiligschennis plaats door een brutale roof in het heiligdom. Uit de kapel wordt veel gestolen. Het is een grote slag toebrengen aan het nieuwe centrum van genaden.

In 1971 komt er een nieuw altaar en bij het koor wordt de kapel uitgebreid. Het tabernakel lijkt op dat van het heiligdom te Schönstatt.
Door de aanhoudende groei van pelgrims wordt in 1972 een kerk gebouwd in het heiligdom. Echter, een jaar later gaat de nieuwe, houten kerk in vlammen op. Het enige dat overblijft, is een kruisbeeld dat in het puin wordt gevonden. In 1974 staat op de plaats van de uitgebrande kerk een nieuw godshuis. In dat jaar begint de bouw van een herberg voor pelgrims. Ook wordt gestart met de bouw van een woning voor pastoor Martin Humpf, de spirituele leider van het heiligdom.
Ter gelegenheid van de 30e verjaardag van de oorlogsbelofte van pastoor Martin Humpf is een Lourdesgrot in een bomkrater geplaatst. Ook wordt een Fatimakapel met de Fatima-Maagd geplaatst.
In 1995 heeft de bisschop van het bisdom Augsburg Marienfried als kerkelijke instelling gesticht en het gebedsoord de naam toegekend van “Maria, Mutter der Kirche” (“Maria, Moeder van de Kerk”).
Het bevrijdingsaltaar op de weide van het Gebedsplaats heeft tijdens de grote geloofsdag van het heilig jaar 2000 in het stadion te Augsburg gestaan. Op 15 juli 2000 is het hier ingezegend.
De kruisweg is aangelegd in de jaren 2001-2002 en op 13 september 2002 ingezegend. De van terracotta gemaakte afbeeldingen zijn gemaakt door Wolfgang Klein uit Ellzee. Theo Krötzinger heeft de afbeeldingen geschilderd. Pelgrims hebben de kruiswegstaties geschonken.
De Marienfriedkerk “Maria, Mutter der Kirche” wordt in 2011 grondig omgebouwd en door de bisschop ingezegend. Echter, de verschijningen in Marienfried zijn niet erkend door het Vaticaan te Rome. Een belangrijke overweging is dat erkenning de toenadering tot de protestantse kerk in gevaar brengt.
BEDEVAARTSOORD
Marienfried behoort tot het bisdom Augsburg en de parochie Pfaffenhofen. Marienfried wil zeggen “Maria Vrede”. Het begrip vrede is een zeer groot verlangen bij mensen in 1946, vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De engel speelt een belangrijke rol in Marienfried. Dit is typerend, want de engel is betrokken bij het leven van Bärbel Reuss en ook bij het geven van de boodschappen door Maria. Deze engel verschijnt meermaals aan Bärbel. Het is ook de engel van de Genademiddelares, die de zieneres opdraagt te bidden. Hij zegt haar ook tot pastoor Angelicus te bidden, omdat deze grote zorgen heeft. Echter, Bärbel weet niet wie deze persoon is. Haar vriendin, Anna Humpf, maakt haar duidelijk dat deze pastoor paus Pius XII is en de feestdag van zijn pauskroning wordt de volgende dag gevierd.
De genadekapel van Marienfried rust op drie pijlers, namelijk
-de door mariale vroomheid ontstane belofte aan de Moeder Gods om een kapel te bouwen,
-de poging van de stichters van Marienfried om de beloofde kapel aan het Schönstatt heiligdom toe te wijden en wel door een liefdesverbond te maken met de “Dreimal Wunderbaren Mutter von Schönstatt.”,
-de boodschappen van Marienfried, in relatie tot de Mariaverschijningen, aan Bärbel Reuss in 1946.
De verbinding tussen Marienfried en Schönstatt betreft niet alleen hetzelfde genadebeeld, maar ook de spirituele relatie tussen beide plaatsen. Maria wordt in Inglostadt, Schönstatt en Marienfried de “Dreimal Wunderbaren Mutter” genoemd. Hiervan ligt de oorsprong in Inglostadt. Daar krijgt pater Jakob Rehm in de 16e eeuw een extase. Als Maria hem bezoekt, hoort hij dat Zij deze titel het liefst heeft. De titel is een verwijzing naar de Litanie van Loreto, want hierin komt onder andere de aanroeping voor “Bewonderenswaardige Moeder”.
In het gebedsoord Marienfried is een Fatima-kapel te bezoeken en ook een Lourdesgrot. In de Marienfriedhalle kunnen velen de vieringen bijwonen. Echter, centraal in Marienfried staat de genadekapel.
In de Marienfriedhalle staat als inschrift in het altaar “DESCENDAT MARIA UT FIAT GERMANIA”. Vrij vertaald betekent dit “Daal neer Maria, dat Duitsland een heilig Marialand wordt”. Ook is op het altaar te lezen “ICH BIN DIE GROSSE GNADENVERMITTLERIN” ofwel “Ik ben de grote Middelares van Genaden”. Links van de “Gnadenkapelle” staat de beeldstok, waarmee hier de mariale ontwikkeling is begonnen.
In de loop van de jaren neemt de belangstelling voor Marienfried toe en steeds meer pelgrims komen er op bedevaart. De groeiende interesse van gelovigen komt ook door de inzet van grote mariale bewegingen, als deze van Schönstatt, Blauen Armee Mariens (Blauwe Maria Leger), Legion Mariä (Legioen Maria) en het Fatima-apostolaat.
De verschijningen in Marienfried zijn door de Katholieke Kerk (nog) niet erkend. Als criterium voor de echtheid van de verschijningen wordt een wonder vereist. Door de kerkelijke autoriteiten wordt het pastoor Martin Humpf in 1950 verboden om over de verschijningen te communiceren. Voor inwoners van Pfaffenhofen is dit een ware beproeving. Dit doet denken aan de woorden van Maria aan Bärbel Reuss: “Er zal een tijd komen dat u geheel alleen staat en ontzettend wordt belasterd, want de duivel weet mensen te verblinden, dat zelfs de besten zich laten misleiden.” Dit komt dus uit! Echter, het religieuze leven in Pfaffenhofen bloeit als nooit tevoren. In de 20 jaar na de verschijningen zijn er in de parochie niet minder dan 20 roepingen om priester te worden. Na jaren worden de beperkingen door de Kerk opgeheven en sinds 1966 mag in de kapel de eucharistie weer worden gevierd.
In Marienfried is het wonder, dat bij pelgrims aan de ziel wordt gewerkt met de hulp van Maria. Echter, waar twijfel en afwijzing zijn, kan Maria niet werken. Mensen vol van geloof in Haar ervaren het wonder van het werk aan de ziel. Hierdoor kan de betekenis van Maria voor de wereld en de Katholieke Kerk worden erkend.
Het Heiligdom van Marienfried betekent voor menige pelgrim een hedendaagse verbinding van de toewijding aan Maria. Het is een van de mariale heiligdommen, waar de Moeder Gods op vele wijzen wordt aanbeden. Voor bedevaartgangers is Marienfried een kennisbron hoe God, via Maria, boodschappen geeft. Zo heeft John Venancio, bisschop van Leiria-Fatima en internationaal voorzitter van het Blauwe Maria Leger gezegd, dat Marienfried een boodschap aan de wereld is.
Om het belang van de verschijningen in Marienfried meer te onderlijnen, zijn er relaties aan te geven tussen Marienfried en andere verschijningsplaatsen:
-Er is verwantschap tussen de verschijningen in Marienfried aan Bärbel Reuss en deze te Parijs in 1830 aan Catherine Labouré. In beide plaatsen spreekt Maria tot een persoon met grote toewijding tot Haar. Beide ziensters hebben in hun jeugdjaren hun moeder verloren. De hulp van Maria is zowel in Marienfried als in Parijs van geestelijke aard. Het gaat om de redding van zielen. Onze-Lieve-Vrouw toont zich in Marienfried en Parijs op dezelfde wijze met de handen uiteen en daaruit komen stralen. Deze stralen zijn het zinnebeeld van de genaden, welke Zij op anderen richt, die daarnaar vragen. In Parijs vraagt Maria dat mensen de wonderdadige medaille dragen en in Marienfried de Onbevlekte Rozenkrans bidden. Hieruit volgt, dat Maria in Marienfried bevestigt, wat Zij in Parijs heeft gezegd. Hierdoor is Marienfried de voortzetting van Parijs.
-Een andere relatie is er tussen de verschijningen in Marienfried en deze in La Salette. De Mariaverschijningen in Marienfried zijn precies 100 jaar na deze in het Franse La Salette (1846). Zowel in Marienfried, als in La Salette klaagt Maria dat haar kinderen Haar verlaten. In beide plaatsen is Maria’s gezicht heel treurig.
-Tussen de verschijningen in Marienfried en deze te Lourdes is er ook een verband. In Lourdes zegt Maria dat Zij de Onbevlekte Ontvangenis is en in Marienfried introduceert Zij de Onbevlekte Rozenkrans. In Lourdes wil Onze-Lieve-Vrouw lichamelijke zieken helpen en in Marienfried psychische zieken.
-Overeenkomsten tussen de verschijningen in Marienfried en de Mariabezoeken in Fatima zijn er ook. De eerste Mariaverschijning in Fatima is in 1917 en wel op 13 mei. In Marienfried is het eerste bezoek van Maria in 1940 en ook op 13 mei. Zowel in Marienfried, als in Fatima gaan de verschijningen van Maria gepaard met bezoeken van een engel, waarbij gebeden wordt voor de Heilige Drievuldigheid. In Fatima toont Maria haar verwonde hart en in Marienfried schenkt Zij haar hart om aan de redding van zielen te werken. In Marienfried wordt verder ingegaan op de woorden van Maria in Fatima. In Marienfried en Fatima vraagt Maria de zaterdag voor Haar te behouden. In het Portugese Fatima verschijnt Maria in de Cova da Iria (Dal van de Vrede) en in Duitsland te Marienfried (Maria Vrede).
-Dan is er nog een relatie tussen de verschijningen in Marienfried en de Mariabezoeken te Amsterdam. Zowel in Marienfried, als in Amsterdam spreekt Maria over het feit, dat Duitsland moet worden gered. In Marienfried en Amsterdam heeft Maria het over ontrouwen aan het geloof. Maria steekt in Amsterdam eerst 3, dan 4 en tenslotte 5 vingers omhoog. In de derde maand, maart, in 1945 beginnen de boodschappen in Amsterdam. In de vierde maand is er de eerste verschijning in Marienfried, namelijk op 25 april 1946. Op 5 mei 1945, de 5e van de 5e maand, eindigt de Tweede Wereldoorlog in Nederland. In Amsterdam zijn de boodschappen voor alle volkeren en dit is ook het geval in Marienfried.
Op basis van de overeenkomsten tussen de Mariabezoeken in Marienfried en verschijningen in Parijs, La Salette, Lourdes, Fatima en Amsterdam is de conclusie te trekken, dat Marienfried een van de belangrijkste verschijningsplaatsen van Maria is.
BEREIKBAARHEID
Marienfried ligt vlakbij Pfaffenhofen an der Roth. De grote plaatsen Augsburg en Ulm bevinden zich in de nabijheid. Op de A7 is het bij Neu-Ulm de richting uitgaan van Nersingen en afslag 121 nemen. Vervolgens is het de weg volgen naar Pfaffenhofen an der Roth.
Adres: Gebetsstätte Marienfried, Marienfriedstrasse 62, D-89284 Pfaffenhofen an der Roth.
Webstek: www.marienfried.de en hier is de nodige info te lezen.
BELEVING
Het is 15 augustus, de dag van Maria Hemelvaart, de grote feestdag van Onze-Lieve-Vrouw. Om 8.00 uur woon ik de eucharistieviering bij in de kerk “Maria, Mutter der Kirche”. Het is een kerk met heldere kleuren en het plafond is gevuld met lichtblauwe wolken. Het voelt dat ik naar de hemel mag kijken. Het godshuis komt heel modern en uitnodigend over. Ik verneem dat deze kerk is ingezegend in 2011. De vele beelden maken het gebouw warm en meteen vertrouwd. De banken in deze vrij nieuwe kerk bieden plaats aan zo’n 700 bezoekers. Ik schat dat er nu 100 plaatsen zijn bezet. Onder de aanwezigen merk ik ook enkele zusters op, die bijna geheel in het lichtgrijs zijn gekleed, want enkel hun schoenen en jasje zijn zwart. Een tweetal broeders zie ik ook. Zij dragen een zwarte pij met een groen koord. De naam van deze kerk is wel typerend: Moeder van de Kerk. Ik interpreteer dat als de Moeder van iedereen. Zij staat dan voor alle mensen open en een ieder is bij haar welkom. Voor allen is er hoop dat zij een hemelse Moeder hebben. Voor mij is Zij dan de Mama van de allerhoogste waarde.
Na de mis breng ik een bezoek aan “die Gnadekapelle”, de Genadekapel. Voor de kapel staat een Christusbeeld. Onder het grote kruisbeeld is een beeltenis van Maria van La Salette. Het lijkt dat Maria hiermee wil zeggen, dat in Marienfried de mensen een brug bouwen om het Godsrijk makkelijker te bevatten en open staan voor haar Zoon. De kapel is het centrum van het spirituele middelpunt te Marienfried. Ik ga de kapel in. Langzaam ga ik naar voren en kom bij het altaar. Ik lees de teksten: “Servus Mariae nunquam perbit”, Inglostadt 1914 – Schönstatt 1919″ en “Ich bin die Grosse Gnadenvermittlerin”.
Na Maria te hebben gegroet en bedankt voor deze dag ga ik achterin de kapel plaatsnemen. De opgedane indrukken laat ik op me inwerken. Daarna komen gedachten bij me op aan dierbaren, zoals mijn overleden ouders, mijn gestorven tante en goede vrienden, waarmee ik veel deel. Dan pak ik de rozenkrans …

Na het bezoek aan de Genadekapel wil ik inkopen doen in de rijk gevulde winkel met allerlei geloofsproducten. Er zijn heel wat devotionalia te koop, zoals beelden, boeken, kaarsen, kaarten en wijwaterbakjes. Ik schaf twee boekjes aan over de verschijningen in Marienfried; een in het Engels voor mijn goede Mariavriend en een voor mezelf in het Duits. Ook koop ik enkele kaarsen, een Maria-afbeelding om aan de muur te hagen en twee bronzen plaatjes van Sint-Nicolaas. Immers, ik ben als voorzitter nauw betrokken bij het Sint-Nicolaasgenootschap Nederland.
Het is zonnig weer met een bijna wolkenloze hemel. Ik maak een rondgang door het gebedsoord (Gebetsstätte) en kom meteen Pater Pio tegen. Het beeld van hem is zo’n twee meter hoog en staat in een kapelletje. Ik lees dat dit beeld een geschenk is van iemand uit Wit-Rusland/Belarus. Vervolgens kom ik bij een beeldje van de Heilig Jozef, dat in een boomstam is verwerkt. Ik heb vernomen, dat Jozef de tweede patroon is van Marienfried. Ik lees dat dit niet het eerste beeld van Jozef is. Ook hier is een dief door de duivel ingepalmd.
Zo’n 50 meter verder, vlakbij de kerk, zie ik een Lourdesgrot. Ik heb gelezen dat deze grot ongeveer 30 jaar na een bominslag in 1944, in de daardoor ontstane krater, is gebouwd. In het bovenste deel van de grot is plaats gemaakt voor Maria en Bernadette. Hieronder staan bloemen en hangen er platen met dankbetuigingen aan Maria.
Na de grot ga ik naar de “Rosenkranzweg”. Er zijn 15 beelden te zien met weergaven van de Rozenkransbasiliek van Lourdes. In de lange “Immakulata-Weg” zie ik een bord, waarop te lezen is dat Bärbel Reuss, de zieneres, hier is geweest en wel op Tweede Pinksterdag 1940. Zij ontmoet hier de Vrouw, die met haar de “Immakulata-Rozenkranz” heeft gebeden. Ik vervolg mijn rondgang en kom bij de Zwitserse “Gedenkstätte”. Deze gedenkplaats is van de Maria Vrouwen- en Moederbeweging van Zwitserland. Er staan drie afbeeldingen. In het midden staat Maria met Kind. Daarnaast is een beeltenis van Broeder Klaus, als dank voor de hier gevonden roepingen. De andere afbeelding is van Pater Rupert Mayer, als herinnering aan de moedige “Apostel van München”, namelijk voor het uiten van het recht op vrijheid van de mensen en de Kerk in het Derde Rijk.
De kruisweg is aan de rand van het bos aangelegd. De afbeeldingen van de kruisweg zijn imposant met afmetingen van ruim 2 bij 2 meter. Wat komen de staties vol gevoel en veel beleving bij me over. Tijdens de kruisweg kom ik het “Freialtar” tegen. Dit altaar heeft een belangrijke plaats gehad bij de grote geloofsdag in het Heilig Jaar 2000 te Augsburg. Daarna is het grote altaar naar Marienfried overgebracht en is het herbouwd op een heuveltje van zo’n 5 meter hoogte. Op een open plaats aan de rand van het bos kom ik bij de Fatima-grot. Deze grot is door het Fatima-apostolaat in 1994 gebouwd. Het Mariabeeld is levensgroot. Links en rechts van dit beeld zijn uitspraken van Onze-Lieve-Vrouw vermeld, waaronder “dagelijks de rozenkrans bidden” en “aan het eind zal mijn Onbevlekt Hart triomferen”. Dan denk ik aan de verschijning in Fatima op 13 juli 1917.
Ik ga terug naar de Genadekapel. Rechts, naast de kapel staat een gedenksteen van Pater Josef Kentenich, de grondlegger van de Schönstatt-beweging. Links van deze kapel is de plaats waar Maria driemaal is verschenen aan Bärbel Reuss. Er hangen veel dankplaten met teksten als “Maria hat geholfen”, “Danke Maria für Deine Hilfe” en “Die Mutter Gottes hat geholfen”. Ik steek een kaars aan en kniel bij deze plaats, waar vele bloemen zijn gebracht. Met het aansteken van de kaars heb ik intenties voor een goede kennis, die met de gezondheid tobt en voor mijn vrienden in Nederland.
Het bezoek aan Marienfried is voor mij belangrijk, omdat ik grote waarde hecht aan de betekenis van de verschijningen aan Bärbel Reuss.
Geplaatst: 14 mei 2020.
Laatst gewijzigd: 20 juni 2022
~~~
MARPINGEN
GESCHIEDENIS
Al in het begin van de 15e eeuw is er Mariaverering in Marpingen. Het altaarretabel in de parochiekerk “Maria Himmelfahrt” herinnert daaraan. Nog voor de 30-jarige oorlog (1618-1648) zijn er bedevaarten naar de Mariabron bij de kerk. Een legende vertelt dat de bron uit een moeras is ontstaan, omdat daar een Mariabeeld is gevonden. Boeren zijn naar deze bron gekomen om te bidden voor een goede oogst. Het “Pestkreuz” (pestkruis) op de Exelberg herinnert aan het smeken aan de Moeder Gods om gezond te blijven.
In 1876, het jaar van de eerste verschijningen in Marpingen, telt het plaatsje ongeveer 1500 inwoners, die katholiek zijn. De meesten zijn werkzaam in een boerenbedrijf.
Op 3 juli 1876 verschijnt Maria aan drie meisjes uit Marpingen, die blauwe bosbessen aan het zoeken zijn. Zij zijn allen 8 jaar en heten Anna Susanna Leist, Katharina Hubertus en Margaretha Kunz. Het zijn kinderen van arme ouders. Deze dag is heel bijzonder, want niet alleen is er de eerste verschijning in Marpingen, maar ook in Lourdes gebeurt er iets heel speciaals. In het Franse bedevaartsoord wordt namelijk het grote beeld van de Onbevlekte Ontvangenis gekroond.
Op deze dag krijgt Susanna Leist in het “Härtelwald” een verschijning. Zij roept haar twee vriendinnen om het visioen te delen. Dan zien de drie meisjes een stralend licht op een rozenstruik in het bos “Härtelwald”. Het is een vrouw in het wit gekleed en met een kindje op de arm. Zij vragen aan de Vrouw wie Zij is. Er komt geen antwoord. De moeder van Susanna Leist stuurt de meisjes de volgende dag weer naar het bos om te zien of de verschijning opnieuw gebeurt. De kinderen zullen dan vragen: Wie bent U? Die dag, 4 juli 1876, is er weer een verschijning. De drie vriendinnen nemen twee volwassenen mee naar het bos. Enkel Katharina Hubertus en Margaretha Kunz zien de gedaante en de kinderen vragen, zoals afgesproken, weer aan de Vrouw wie Zij is. De verschijning zegt dat Zij de “Onbevlekt Ontvangene” is en “Jullie moeten bidden en niet zondigen.” Op 5 juli 1876 worden de drie meisjes vergezeld door Katharina’s vader en ook de zieke mijnwerker Nikolaus Recktenwald gaat mee met de hoop op genezing. Deze wens gaat in vervulling. Alle vijf bevestigen de komst van Maria. In de avond komen 100 mensen kijken. Maria staat toe dat haar voeten worden aangeraakt. Enkele dagen nadien zien ook vijf volwassenen “Maria, de Koningin van de Hemel”. De volgende dagen neemt de volksoploop toe. Op 16 juli 1876 worden de drie meisjes verhoord door de plaatselijke autoriteiten. De druk op hen wordt opgevoerd om te bekennen dat zij bedrog plegen. Echter, de kinderen blijven bij hun overtuiging en kunnen niet worden vervolgd. De verschijningen in Marpingen eindigen op 3 september 1877.
Maria zegt tegen de drie meisjes onder meer “Ik ben de Onbevlekte Ontvangene” en “Jullie moeten bidden en niet zondigen”. Op basis van deze woorden zijn er overeenkomsten met de eerdere verschijningen in Lourdes (1858) en de latere bezoeken van Maria aan Fatima (1917). Maria vraagt aan de drie meisjes door te geven dat Zij een kapel wenst om zieken te laten komen en hen te genezen. Maria wijst de kinderen de plaats aan waar de bron met water zich bevindt.
De beschrijvingen van Maria worden door de zieners fantasierijker. Zij spreken van: Maria draagt een gouden kroon en het Kind een blauwe band om de hals, engelen zweven en Maria zegt dat Zij een kapel wil. Dit zorgt bij enkele betrokkenen voor wat argwaan en de politiek is wars van de meldingen over de verschijningen..
Door de verschijningen en de wonderbaarlijke genezingen komen vele duizenden pelgrims naar Marpingen. Echter, de politieke machthebbers zijn niet ingenomen met deze ontwikkelingen. Het Saarland staat onder Pruisisch, protestants bestuur. De Pruisische overheid zint de belangstelling voor de verschijningen totaal niet. De protestantse Pruisen zijn dan net in de cultuurstrijd met de katholieke kerk verwikkeld. De regering van Bismarck heeft katholiek vijandige wetten uitgevaardigd en vele geestelijken belanden in de gevangenis. Bismarck ziet de katholieken zelfs als vijanden van de staat. Hij wil in zijn Rijk geen tweede Lourdes en ook geen invloed van de katholieke kerk in zijn Duitse Rijk. Op een Maria-cultus met massavereringen zit Bismarck totaal niet te wachten.
Op 12 juli 1876 zijn zo’n 20.000 mensen bijeen gekomen. Op 13 juli 1876 is er weer een grote mensenmassa samengekomen in het Härtelwald. Er volgt een militair ingrijpen. Een compagnie militairen komt op oorlogssterkte Marpingen in en sluit het Härtelwald hermetisch af. Onder bedreiging van wapengeweld gaan de militairen de mensen uiteen drijven. Met bajonetten stormen de soldaten af op de vreedzaam biddende bedevaartgangers. De pelgrims slaan op de vlucht en worden door de militairen achtervolgd tot in het dorp. Pastoor Neureuter en de gezinsleden van de zieneressen worden opgepakt en wat later vrijgelaten. Echter, hier blijft het niet bij …
Eind oktober 1876 worden pastoor Neureuter en de pastoor van Alsweiler voor onderzoek meegenomen. Ook de zieneressen worden in verzekerde bewaring gesteld. Op 9 november 1876 komen de drie kinderen in een psychiatrische inrichting te Saarbrücken. Zij worden onder druk gezet hun uitspraken over de verschijningen te herroepen. Hierdoor worden de gebeurtenissen in Marpingen wereldnieuws. Zelfs in de Rijksdag te Berlijn wordt erover gesproken. Voor het bureau voor voogdijschap in Sant Wendel worden de meisjes beschuldigd dat zij de openbare orde bedreigen. Echter, bewijs is er niet. De drie meisjes en de pastoor komen voor het gerecht en zonder nader onderzoek worden de verschijningen afgekeurd en wordt de opsluiting opgeheven. Ook de bisschop van Trier belandt in de cel. Tientallen jaren worden mensen vastgezet, die het gebied van de verschijningen betreden. Echter, de verschijningen gaan door tot 3 september 1877.
Mensen, die door artsen als ongeneeslijk ziek zijn verklaard, worden in Marpingen genezen. De meisjes leggen dan de hand van een zieke op de voet van de verschijning. Steeds zien enkel de drie kinderen Maria. Voor de vele pelgrims blijft de Moeder Gods dus onzichtbaar. Genezingen gebeuren er ook met behulp van water uit de bron van genade, die in het Härtelwald is ontsprongen.
Op 3 september 1877 neemt Maria afscheid van de drie meisjes. Na de verschijningen wordt een kapel gebouwd en de bron gekanaliseerd. Er komt een heel oppervlakkig onderzoek naar de verschijningen. Echter, de katholieke kerk publiceert de uitkomsten niet.
Wellicht onder druk van de politieke, niet-katholiek gezinde autoriteiten legt Margaretha Kunz een verklaring af. Zij zegt dat zij een van de drie kinderen is die in Marpingen het gerucht hebben verspreid de Moeder Gods gezien te hebben. Zij zegt een diep vernederende getuigenis af te moeten leggen dat alles een unieke grote leugen is. Het bisdom legt geen verklaring af, want de bisschopszetel in Trier is in de tijd van de cultuurstrijd onbezet. In 1880 zegt het bisdom, dat de verschijningen Maria-onwaardig zijn. Later wordt dit herroepen.
Tijdens een proces in maart 1879 worden alle beschuldigden vrijgesproken.
In 1891 gaan twee van de drie zieneressen het klooster in, namelijk Margaretha Kunz en Katharina Hubertus. Opmerkelijk is, dat de drie vrouwen vrij jong sterven. Anna Susanna Leist wordt maar 14 jaar; zij overlijdt in 1882. Katharina Hubertus overlijdt in 1904 en is dan 36 jaar en Margaretha Kunz sterft in 1905 op 37 jarige leeftijd.
Op 16 juli 1983 verschijnt Maria in Marpingen om een boer een boodschap te geven en deze aan de paus over te brengen. Volgens deze boer zegt Maria, dat met het visioen van de hel en het zonnewonder te Fatima niets is gedaan. Dit geldt ook voor verschijningen aan Ida Peerdeman in Amsterdam om aan de paus het laatste Maria-dogma te vragen. Meer dan 100 jaar zijn haar openbaringen in Marpingen voorbijgegaan en ook hier is niets mee gedaan. Zondaars maken er grappen over en het leven van het nieuwe heidendom is vol onheil.
In 1998 vindt in Marpingen een samenkomst van historici plaats. Er wordt gediscussieerd over de verschijningen in de Pruisische tijd. Dit gebeurt onder leiding van schrijver en historicus Prof. Dr. David Blackbourn. Daarbij maakt een afgevaardigde van de kerk duidelijk dat er geen nieuw onderzoek komt om tot mogelijke erkenning van de verschijningen over te gaan. Dit is een enorme teleurstelling voor de pelgrims, die aan de verschijningen geloof hechten.
Op 16 mei 1999 vernieuwt de pastoor van Marpingen een gelofte van zijn parochie uit 1699. In dat jaar belooft de parochie om elke zaterdag vanaf het angelus om 12 uur als een zondag te vieren. Op 16 mei 1999 wordt de Mantelmadonna van de Mariabron naar de parochiekerk gedragen en daar op feestelijke wijze neergezet. Dan wordt het 17 mei 1999 … Op 13 dagen zijn er verschijningen aan drie jonge vrouwen. Er komen dagen voor dat Maria meermaals verschijnt.
Onafhankelijk van elkaar en zonder dit te weten, hebben de vrouwen privé-boodschappen van Maria gehad en dit voordat de 13 dagen met verschijningen beginnen. Deze verschijningen gebeuren in de periode van 17 mei tot en met 17 oktober 1999. De drie vrouwen zijn Marion Guttmann, Judith Hiber en Christine Ney-Nidercorn. Marion Guttmann is 30 jaar en komt uit Neukirchen. Zij ziet Maria met het Jezuskind, maar hoort Haar niet. Judith Hiber is 35 jaar en is afkomstig uit Hierscheid. Zij ziet Maria niet, maar wel heeft zij gesprekken met Haar. Christine Ney-Nidercorn is 24 jaar en komt uit Ensdorf. Zij is de enige die Maria ziet en hoort.
Aan de drie jonge vrouwen vraagt de Moeder Gods om bekering, boetedoening en gebed. Zij benadrukt het geloof en noemt zichzelf Middelares. Maria waarschuwt de drie vrouwen voor het komende onheil, dat mensen over zich afroepen. Maria toont zich bij en in de kapel, aan de grot, bij de bron, ook bij de kruisweg en het Pater Pio-huis. Een lichtend kruis is steeds bij een verschijning te zien. Dit kruis leidt hen naar Maria en daarbij nemen zij ook engelen waar. Maria is geheel in het wit gekleed. Zij draagt een witte sluier, heeft donker haar en spreekt in het Duits. Menig keer heeft Maria het kindje Jezus bij. Van de gebeurtenissen en getuigenverklaringen zijn bandopnamen gemaakt door pater Muller. Ook heeft hij de drie vrouwen aan enkele tests onderworpen.
Tijdens de verschijningen in 1999 nemen aanwezige pelgrims het een en ander waar, zoals een tapijt van licht met edelstenen, zachte muziek, geur van bloemen, een draaiende, naderende zon met roze rand en het geruis van de wind, terwijl geen blad beweegt.
In 1999 blijkt het water van de bron erg schaars te zijn. Het genadewater is er dan ook niet voor elke pelgrim. Het water wordt onderzocht en wegens de mindere kwaliteit ervan wordt de bron afgesloten.
De zieneressen hebben dezelfde biechtvader, die ook hun geestelijke verzorger is. Dit is pastoor Helmut Maria Gressung, de toenmalige leider van de “Marianischen Pristerbewegung Deutschlands”. De verschijningen worden steeds aangekondigd en daardoor komen er veel pelgrims naar Marpingen. Hun aantal loopt op tot wel 30.000 per keer. De verschijningen roepen twijfels op. Dit komt onder meer door dag en tijd van de komende verschijningen aan te kondigen, deze vrijwel steeds in het weekeinde voorkomen en een verschijning door een kermis met een week wordt verzet. Deze gebeurtenissen leiden tot wrevel onder de inwoners van Marpingen. Een enquête en een rechtszaak volgen. Het gevolg van een en ander is dat de gemeente Marpingen, het “Marpinger Kulturbesitz” en de parochie “Maria Himmelfahrt” zich gaan bekommeren over de Mariaverschijningsplaats Härtelwald. Het bisdom Trier, dat het verschijningsoord tientallen jaren heeft genegeerd, heeft de bevoegde pastoor met de uitoefening van de zielzorg opgedragen. In de kapel en bij de kruisweg worden regelmatig gebedsbijeenkomsten en meditaties gehouden. De viering van de eucharistie vindt plaats in de parochiekerk “Maria Himmelfahrt”. De bron is gerestaureerd en geeft drinkbaar water.
In september 1999 is een bisschoppelijke onderzoekscommissie ingesteld. Echter, het bisdom van Trier laat in 2005 weten, dat er geen rapport van de gebeurtenissen aanwezig is. Echter, op 13 december 2005 verklaart bisschop Richard Marx van Trier, dat het niet vaststaat dat de gebeurtenissen Marpingen in 1876 en 1999 een bovennatuurlijk karakter bezitten. De bovennatuurlijkheid kan niet worden bewezen. Toch is een bedevaartopleving op gang gekomen. Jaarlijks komen zo’n 50.000 pelgrims naar Marpingen.
Er zijn verscheidene redenen waarom Marpingen nooit een erkende verschijningsplaats is geworden. Allereerst zijn de verschijningen nooit goedgekeurd door de Katholieke Kerk. Verder heeft de Kerk actief de aanbidding van de Maria tegengehouden. Van belang is ook te weten, dat erkenning van de verschijningen de toenadering tot de protestanten in gevaar zou brengen. “Rome” wil de oecumenische toenadering niet in gevaar brengen. De regering was zelfs vijandig in haar houding. Een verslag uit die tijd van een bezoek aan Marpingen beschrijft hoe de overheid de plaatselijke priester Jakob Neureuter (1833-1908), die geloofde in de verschijningen, heeft geminacht met kleinerende vragen en opsluiting. Verder hebben politiemensen bezoekers tegengehouden naar de plaats van de verschijningen te gaan. Dan heeft één van de zieners later toegegeven, dat ze had gelogen over het zien van Maria. De zieneres heeft dit wel herroepen, maar de schade had zij al aangericht. Hierbij komt nog dat de verschijningen een gebrek aan inhoud tonen en dit in tegenstelling tot andere verschijningsplaatsen van de Maagd Maria in de 19e eeuw. Immers, de oproep van Maria aan de kinderen dat zij moeten bidden is weinig zeggend in vergelijking met de krachtige oproepen en waarschuwingen met onheil, die Maria in andere plaatsen heeft gedaan. Echter, Marpingen blijft een geliefd bedevaartsoord en dit ondanks het uitblijven van de kerkelijke erkenning van de verschijningen.
BEDEVAARTSOORD
De Mariavereringsplaats in het Härtelwald is ontstaan door de verschijningen aan drie meisjes in 1876. De voorvallen in 1999 hebben ervoor gezorgd, dat deze plaats opnieuw bekendheid krijgt. In het vereringsoord Härtelwald zijn onder meer te bezoeken de “Marienkapelle”(Mariakapel), de “Kreuzweg” (kruisweg), de “Quelle” (bron) en het Pestkreuz (pestkruis) op de Exelberg.
Marpingen behoort tot het bisdom Trier en ligt in een heuvelachtig gebied, waarbij hoogten voorkomen van ruim 400 meter boven de zeespiegel. In de regio zijn restanten van vroegere mijnbouw te zien. In het plaatsje is een museum, staan oude boerderijen en … zijn ook kerk, kapel en bron te bezichtigen. Bijzonder is ook het “Pestkreuz” (pestkruis), waar mensen zijn gekomen om de Moeder Gods om hulp te smeken. Het gebeurt al in 1699 dat families uit Marpingen zich bij Maria tegen de pestpandemie willen beschermen. Het kruis herinnert aan het nakomen van de belofte van bescherming. De gelovigen gingen vanaf het kruis biddend naar het beeld van de Schuil-mantelmadonna in de parochiekerk “Maria Himmelfahrt”.
De Mariakapel is een vrij eenvoudige kapel, die door het besluit van de gemeenteraad van 17 januari 1932 in de onmiddellijke omgeving van de verschijningsplaats is gebouwd. De bouwwerkzaamheden zijn gratis verricht door Heinrich Recktenwald, die daardoor een belofte inlost, die hij in de Eerste Wereldoorlog aan Maria heeft gedaan. Het interieur van de Mariakapel in het Härtelwald laat onder meer beelden zien van Maria met Kind en Jozef met Kind. Het altaarbeeld van de kapel toont de woorden “ICH BIN DIE UNBEFLECKT EMPFANGENE 1876”.
Nabij de kapel is een bron, waar pelgrims water halen. Aan het water wordt door hen een geneeskrachtige werking toegekend. De “Marienbrunnen” (Mariabron) wordt druk bezocht.
De kruisweg ligt aan het pad tussen kapel en de wat hoger gesitueerde bron. De staties bestaan uit mooie afbeeldingen. Zo’n 100 meter boven de kruisigingsgroep ligt het oude “zwembad” van de bron.
Door de gebeurtenissen in Marpingen in 1876, 1983 en 1999 is er een bedevaartcultus ontstaan. Jaarlijks komen er dan ook duizenden pelgrims op bezoek. Marpingen is een plaats van gebed (“Gebetsstätte”) en Mariaverering (“Marienverehrungsstätte”).
In Vlaanderen is ook een herinnering aan de verschijningen in het Duitse Marpingen in 1876. In het Bos van Marpingen, vlakbij de Lintsesteenweg, staat een kapel. Dit is op de grens van Lier, Boechout en Lint. De geschiedenis vertelt, dat een begijn van het begijnhof in Lier van de verschijningen aan drie meisjes in Marpingen hoort. Zij zorgt ervoor dat in 1877 in het bos een houten kapel wordt gebouwd en dit ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Marpingen. In 1977, precies 100 jaar later, wordt het hout van de kapel vervangen door stenen.
BEREIKBAARHEID
Marpingen ligt in het bisdom Trier, op 25 kilometer van Saarbrücken. Het maakt deel uit van de deelstaat Saarland en van de gemeente Sankt Wendel.
Meer informatie:
www.marpingen.de
www.haertelwald.de
BELEVING
Het bezoek aan de parochiekerk “Maria Himmelfahrt” van de katholieke kerkgemeenschap in Marpingen doet mij heel goed. Een en al Maria in deze kerk! Een breed, geel sierlint met rode letters geven de tekst: “gegrüsset seist du Königin”. Ik zie niet alleen Mariabeelden, maar ook afbeeldingen als deze van de boodschap en de geboorte van Jezus. In de kerk staan vele bloemen met de kleuren wit en rood. Alle ramen zijn van glas-in-lood. Het interieur van de kerk is geel-wit gekleurd. Hoge pilaren stutten de grote bogen. Ik heb een plaatsje op de laatste rij kunnen bemachtigen en nog heel wat kerkbezoekers staan achter mij. Wat een drukte op deze dag van Maria Tenhemelopneming.
Vijf minuten voor de hoogmis begint wordt de kerk geheel verlicht, alsof honderd sterren neerdalen. Om half elf komt een stoet met twee priesters en voorgangers binnen vanaf de achterzijde van de parochiekerk. Zij dragen bloemen met zich mee en deze worden bij het Mariabeeld gelegd. Het lied “Gegrüsset seist du, Königin” wordt door velen meegezongen. Dan volgt het “Gloria” met een hartverwarmende solozang. De preek gaat over het naar de hemel gaan. Zo ook Maria met haar Hemelvaart. Vandaag wordt daar uitvoerig bij stilgestaan. De priester heeft het ook over dat Maria de Moeder van de Kerk is, Zij is de verbinding, de schakel tussen hemel en aarde. Dan komt de vraag: “Kijken wij nog naar de hemel? Is dat nog ons doel?” De voorganger zegt ook: “Als ons einde er is, nemen we hier afscheid om in de hemel verder te gaan. Maria Hemelvaart doet ons daar weer aan denken.”
Tijdens de collecte wordt het Maria-altaar flink bewierookt. Zelfs achterin de kerk snuif ik de geur op. Verder merk ik dat de mensen hier vaak staan en knielen; hier wordt tenminste nog geknield.
Bij het te communie gaan is er een solozang en aan het einde van de eucharistieviering wordt het Marialied ” Wunderschön prächtige” gezongen. Daarna is het voor mij de kans om de kerk eens van nabij te bewonderen. Op mijn rondgang zie ik het vermaarde Madonnabeeld en een grote gedenksteen van 7 gestorven zusters van de franciscanessen in Marpingen.
Na het bezoek aan de parochiekerk ga ik naar de oude waterbron en zie op een ruim twee meter hoge sokkel een beeld van Maria met Jezus. Na het afdalen van 18 treden kom ik bij de bron en deze bevindt zich in een bijna gesloten cirkel. Al lezend word ik gewezen op de kwaliteit van het water; het is geen drinkwater.
Naast de oude bron is een Mariakapel gebouwd. Ik steek er enkele kaarsjes aan en daarbij heb ik enkele intenties voor vrienden. In de kapel staat een beeld van Maria met de kleine Jezus. De Moeder Gods heeft een blauw/rood kleed aan, een gouden kroon op en een gouden scepter in de linkerhand. Met haar rechterarm houdt Zij haar naakte Zoon vast.

In Marpingen merk ik vele kruisen op en ik zie onder andere een kruis uit 1777 op de hoek bij de “Marienbrunnen”. Een Iers kruis herinnert aan bezoeken in de 17e eeuw. Ook is er een kruis “Am Pfarrweg” uit 1791.
Wat later op de dag kom ik weer bij het heiligdom van de verschijningen. Is dit het Duitse Lourdes? Ik parkeer de auto op de de plaats P1 en mijn oog valt op enkele tientallen zigeuners. Zij braden heel wat vlees aan het spit. Meteen doet me dit denken aan Banneux in de Ardennen, waar elk jaar op 15 augustus ook vele zigeuners zijn. Ik lees dat de verschijningsplaats aan de Jacobsweg ligt, welke leidt naar Santiago de Compostela. Dan komt de Genadekapel in beeld. Ik zie daar vier glas-in-loodramen. Zelfs is er één gewijd aan mijn vriend Sint-Nicolaas. De Goedheiligman ziet er wat erg vermoeid uit. Zo ken ik hem eigenlijk niet. Wellicht heeft de glazenier uit Trier een vermoeide Sint-Nicolaas ontmoet.

Zo’n 50 meter naast de kapel staat een Mariabeeld. De Moeder van iedereen is zittend afgebeeld met de kleine Jezus erbij. Zij ogen behoorlijk fors; Maria heeft Duitse, gezette afmetingen. Veelal zie ik Haar als een slanke den, maar nu heeft zij werkelijk lang en erg veel gegeten.
Een richtingaanwijzer laat zien dat het nog 400 meer is naar de Mariabron. Ik volg een steil bospad. Het is warm en daardoor heb ik het benauwd. Ooit heb ik de 400 meter op de atletiekbaan dik onder de 60 seconden afgelegd. Nu is het geheel anders. Ademhaling piept. Benen vertragen het staptempo. Wat gaat dit bergop! Gevoelsmatig is de af te leggen afstand meer dan is aangegeven. Jammer, dat er hier geen banken staan. Met astmalijders, zoals ik, en minder jonge gelovigen, die hier zwaar in de meerderheid zijn, mag best wat meer rekening worden gehouden. Na heel wat keertjes te moeten stoppen, ben ik in ruim een kwartier boven. Verre van een toptijd!
Een grote bak met water nodigt mij uit om erin te stappen. Met twee meter breedte en zes meter lengte kunnen bezoekers hier rondjes maken. Het advies is bij elke stap het been te heffen, waardoor de voet boven de 40 centimeter diepte van de waterbak komt. Twee vrouwen zijn hun voeten en onderbenen aan het verfrissen. Één van hen heeft moeite de benen voldoende omhoog te krijgen. De andere vrouw zegt: “Ai, kalt, oooh” en herhaalt dit meermaals. Ik doe schoenen en sokken uit, stroop de broekspijpen flink omhoog en ga de waterbak in. Bij elke stap til ik mijn been hoog op, waardoor mijn voet van dichterbij is te bekijken. In de waterbak maak ik drie rondjes. De laatste weken heb ik last van twee tenen. Als Maria dit nou eens zou weten … Ik ga het water uit en even later wil ik nog vier toertjes maken. De teller staat dan op zeven. Is dit een heilig getal …?
Naast de grote waterbak staat er nog een van kleiner formaat. Deze kleine waterhoudende bak heeft toch wel veel weg van een drinkwaterbak voor paarden. De afmeting ervan is voor mij groot genoeg om er met mijn lang lijf in te liggen. Zou er een deksel op liggen, is het net een doodskist van steen. Even later begrijp ik dat het kleinere exemplaar is bestemd om handen en armen een verfrissende beurt te geven. Ik doe het horloge uit. Stap er op af en dompel de handen en armen in het water. Ook dit vind ik heel aangenaam.
Nog iets verder omhoog kom ik bij de “Andachtsstätte”, waar de bron zich bevindt. De zuil voor de Genadebron is zo’n vierenhalve meter hoog met bovenop een gouden aardbol met kruis. Onderaan de zuil zijn kraantjes bevestigd. Hier is genadewater te tappen.
Dan volgt de weg naar beneden en ik neem een ander pad. De steile heuvel afgaan, bevalt me heel wat beter dan de klimroute. De terugweg is verrijkt met een kruisweg en met … zitbanken! Blijkbaar heb ik een verkeerde routeplanner in mijn hoofd om bergop te gaan. Nu zie ik de opeenvolgende staties achterstevoren.
Beneden kom ik bij de winkel met Maria-aandenkens. De zaak is open en deze Nederlandse klant gaat naar binnen. De aankoop betreft enkele kaarten, foto’s, boekjes en een Mariabeeldje. Met deze koop heb ik ook een paar cadeautjes voor een goede Maria-vriend. De gekochte, grote Maria-foto ga ik thuis inlijsten, want de afbeelding past prima in mijn werkkamer.
Vervolgens ga ik naar de ruimte naast het winkeltje. Daar is koffie, thee en gebak te verkrijgen. Het wordt thee en een stuk kersentaart. Daar geniet ik van en ik realiseer me dat het hier goed toeven is.
Wat later ga ik naar de auto en berg de aangeschafte Maria-goederen op. Ik pak enkele flacons, die op de heenreis met Lourdeswater zijn gevuld en nu leeg zijn. Deze waterflessen ga ik vullen met bronwater uit Marpingen. Volgens de beschrijving bij de bron is het water heel speciaal en beschikt het over bijzondere krachten. Kijk, dat komt ook goed van pas voor een goede vriend en een lieve vriendin.
Opnieuw ga ik naar de “Andachtsstätte”, want daar bevindt zich de bron. Deze plaats is in een M-vorm gebouwd. De M van Maria-bron, Maria-verering en ook van Marpingen. Vooraan bij de bron zijn afbeeldingen te zien van Maria met Jezus, Hij met de Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron en het hoogfeest van Kana. In het rechterdeel van deze plaats staat hoog in het midden God de Vader met de Heilige Geest, vlak daaronder Maria met het kindje Jezus. Rechts merk ik de Heilige Jozef op en links staat de aartsengel Michael. Er branden heel wat kaarsjes en het aantal lichtjes breid ik uit. Mijn gedachten zijn bij mijn ouders en tante. Ik veronderstel dat zij het hierboven naar de zin hebben. Vervolgens ga ik op de achterste bank plaatsnemen en kijk naar het Mariabeeld. Mijn gedachten gaan vliegen … Iets later zie ik dat het water door een glazen piramide zichtbaar is. Ik zie het bronwater stromen. Het gaat onder de grond door tot bij de waterzuil. Vanaf deze zuil snelt het water naar beneden, alwaar het bronwater ook kan worden getapt. De waterloop is met stenen platen afgedekt. Ik ga verder naar beneden …
De sfeer in de Genadekapel wil ik intens beleven. Deze kapel voelt als heel warm door veel kaarslichtjes en de warme aankleding met vooral witte en rode bloemen. Het altaar heeft een horizontale tekst met de woorden in hoofdletters “IHR SOLLT BETEN UND NICHT SÜNDIGEN”. Bidden doe ik en zondigen is niet mijn plan. Boven deze tekst staan bloemen, grote kaarsen en twee gouden engelen. Daarboven een schilderij met de zittende Maria en de kleine Jezus. Weer lees ik “ICH BIN DIE UNBEFLECKT EMPFANGENE” en het jaartal 1876. De rode rozen aan de voeten van het Mariabeeld zorgen wel voor de kenmerkende pose van hier.
Om zeven uur in de avond neem ik deel aan de processie. Het is verzamelen op de “Marktplatz” van Marpingen. Om half zeven ben ik er; ruim op tijd. Op het marktpleintje staan enkele ijzeren banken. Twee, wat jongere, blonde vrouwen verkopen kaarsen. Voor mij is het een witte kaars. Als ik de dames ruim een kwartier heb gadegeslagen, concludeer ik dat de zaken een beperkte kaarsomzet opleveren. De Duitse kaarsverkoopsters hebben zeker een geringe verkoop verwacht, omdat ik één doos met kaarsen naast hen op de bank zie staan. Als het nu nog druk wordt moeten zij “nein” verkopen. Ik ga ervan uit, dat zij deze locale markt beter kennen dan ik.
Geplaatst: 4 juli 2020.
Laatst gewijzigd: 26 april 2023
~~~
TRIBERG
GESCHIEDENIS
In 1644 gebeurt een bijzondere genezing bij een grote dennenboom, op de plaats waar momenteel de bedevaartkerk staat. Aan deze boom hangt een Mariabeeld, dat op een perkament is geschilderd. Naast deze boom is, uit de rotsen, een bron ontsprongen. Dan begint de bedevaart “Maria in der Tanne” (“Maria in de Den”) … In dat jaar komt de 7-jarige Barbara Franz met haar moeder bij de boom, als zij op weg zijn naar het dorp Schonach. Op de grond ligt een met Maria geschilderd perkamenten papier. Barbara pakt het op en neemt dit mee naar huis, hoewel haar moeder dit afkeurt. Thuis zet Barbara het papier bij een godsbeeld. Echter, drie dagen nadien krijgt Barbara oogpijn en het gevaar van blindheid dreigt. Haar ouders zijn zeer verontrust, want doktershulp is tevergeefs en de oogkwaal neemt toe. Biddend wordt God om hulp gevraagd. Tijdens een droom hoort Barbara een stem, die volledige genezing belooft, als zij het beschilderde papier terug naar de dennenboom brengt. Hierin zien haar ouders een goddelijk teken. Barbara gaat met de ouders naar de grote dennenboom en het papier met de Maria-schildering komt terug aan de stam. De drie gezinsleden bidden en de ogen van Barbara worden gewassen met water van de bron. Meteen wordt de pijn aan de ogen van Barbara minder en na twee dagen is zij geheel genezen. Barbara wacht vele jaren om van haar genezing officieel te berichten, want pas in 1706 vertelt zij onder ede de opgedane ervaring. Zij doet dit aan de toenmalige bedevaartdirecteur Johann Baptist Degen (+1730). Hierbij zijn ook Barbara’s echtgenoot en een notulist aanwezig. Het gesprek vindt plaats in het parochiecentrum te Triberg.
In 1645 doet zich een ander wonder voor. Friedrich Schwab is 68 jaar en deels verlamd. Hij is op bedevaart naar de dennenboom. Ongetwijfeld heeft hij wat vernomen van de genezing van Barbara Franz. In gebed belooft hij een uit hout gesneden Mariabeeld te schenken, als hij geneest. Vervolgens wast hij zich met bronwater bij de boom en is meteen genezen. In hetzelfde jaar komt hij de belofte na en uit dankbaarheid plaatst hij een beeldje aan de grote dennenboom. Het beeldje is 18 centimeter groot en is uit lindehout gesneden. Na een kortstondige verering van het beeldje gedurende enkele jaren neemt de belangstelling af en verdwijnt geheel.
Zo’n 40 jaar later is er weer een opvallende gebeurtenis. In 1692 horen drie soldaten uit Tirol een engelachtige lofzang. Iets later ontmoeten zij een oude man, die hen vertelt dat enkele jaren terug, op dezelfde plaats, een molenaar uit Triberg, met de naam Adam Fröhlich, ook zo’n gezang heeft waargenomen. De oude man vertelt de soldaten over de plaatsing van een Mariabeeld in 1645. De militairen worden nieuwsgierig en gaan de volgende ochtend op onderzoek uit. Zij vinden het beeldje, Maria in de Den, dat overwoekerd tegen de boom ligt. Hier komt de naam “Maria in de Den” vandaan. De soldaten maken het beeldje schoon, zorgen voor een kleedje en maken een dak boven het beeldje. Zij brengen het opschrift aan “Heilige Maria, patrones van de soldaten, bidt voor ons.” Het gevolg is dat mensen uit de buurt er komen bidden. Vanaf dan neemt de belangstelling bij de grote dennenboom weer toe.
Er gebeurt nog meer …
In 1692 wordt een boer uit Schönwald genezen van een steeds groter geworden zweer in de hals. De burgemeester van Triberg is getuige van de genezing. In 1694 vindt nog een opmerkelijke genezing plaats. De soldaat Gabriel Maurer, die zich al jaren enkel met krukken kan voortbewegen, komt bij het Mariabeeld aan de dennenboom. Hij bidt en belooft, dat hij na genezing en militaire diensttijd, bij de orde van de kapucijnen intreedt. Hij verlaat de boom en gaat even later rusten en valt in slaap. Na het ontwaken merkt hij verandering aan de benen. Hij staat op en kan zonder krukken stappen. In 1696 treedt hij in, wordt in Triberg bedevaartbroeder en dient 35 jaar als koster.
Na de genezing van Gabriel Maurer vinden nog vele helingen plaats door het bezoeken van Maria bij de dennenboom. De bekendheid van de bedevaartplaats neemt toe en jaarlijks komen vele pelgrims op bezoek.
De eerste, houten kapel wordt gebouwd in 1695. In 1697 wordt, na een bisschoppelijk onderzoek van de genezingen, de bedevaartplaats goedgekeurd en komt er een nieuwe bedevaartkapel. In 1699 start de bouw van de huidige bedevaartkerk, die in 1705 is afgebouwd. In 1697 wordt, nabij de kerk, een kostershuis gerealiseerd.
De inrichting van de kerk wordt verzorgd door Joseph Anton Schupp (1664-1729) uit het nabijgelegen Villingen. In 1703 levert hij de twee zijaltaren. In 1705 bouwt hij hoofdaltaar en kansel. Bouwmeester Peter Geiger is met het werk in 1705 klaar. Het naast de kerk gelegen priesterhuis is van 1710.
Marktgravin Francisca Sibylla Augusta von Saksen-Lauenburg (1675-1733), regentes van Baden-Baden (1707-1727), heeft het antependium, het rijkversierde doek voor de altaartafel, geschonken in 1708. Dit als dank voor de genezing van haar zoon Lodewijk George Simpert van Baden-Baden (1702-1761). Het verzilverde kunstwerk is gemaakt door zilversmid Lorenz Biller (+1726) uit Augsburg.
Op feestelijke wijze wordt de kerk ingezegend in 1716. Dit gebeurt door Konrad Ferdinand Geist von Wildegg (1662-1722), die bisschop is van het bisdom Konstanz in de periode 1693-1722.
In 1751 komt het stoffelijk overschot van de Heilige Serena van Spoleto (+291) naar Triberg. Dit gebeurt op initiatief van Johann Franz Meinrad von Pflummern (1706-1780), die oppervoogd is in Triberg van 1740 tot in 1777. Het gebeente van de martelares ligt in een reliekschrijn van het rechter zijaltaar van de Heilige Anna. De schrijn is voorzien van een kleurrijke, houten afdekplaat. Het Anna-altaar heeft een bijzondere, 18e eeuwse schildering van Johann Georg Glückher (1653-1731) uit Rottweil.
In 1808 wordt de bedevaartkerk de parochiekerk in Triberg.
Sinds 1814 staat in de bedevaartkerk een stenen doopvont. Deze is gemaakt in 1620 en komt uit de oude, verdwenen stadskerk in Triberg.
In 1945, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1940-1945), wordt de bedevaartkerk zwaar beschadigd. Herstelwerkzaamheden en renovatie van het interieur zijn in 1953 achter de rug.
Vanaf 1959 is de bedevaartkerk geen parochiekerk meer, omdat in het centrum van Triberg een nieuwe stadskerk komt, die gewijd is aan Maria Hemelvaart.
In de nacht van de jaarwisseling van 1999 naar 2000 wordt aan de kerktoren een nieuwe klok in bedrijf gezet. In 2000 wordt het priesterkoor veranderd en komt er een nieuw altaar vooraan op het priesterkoor van Elmar Hillebrand (1925-2016) uit Keulen. Ook de ambo is van hem.
BEDEVAARTSOORD
Het bedevaartsoord te Triberg bestaat uit de bedevaartkerk “Maria in de Den”, het kosterhuis en het priesterhuis.
In de bedevaartkerk staat achter het genadebeeld een deel van de stam van de dennenboom, waarbij zoveel is gebeurd. De pelgrims komen hier om het beeld van de Moeder Gods te zien en erbij te bidden. Ook het hoogaltaar uit 1705 van beeldhouwer Joseph Anton Schupp is de moeite waard om goed te bezien. Voor dit altaar staat een kleine altaartafel en dit kunstwerk is van beeldhouwer Elmar Hillebrand uit het jaar 2000. Het interieur van de bedevaartkerk is grotendeels in de barokke stijl gemaakt. Barok is de Europese stijlperiode, die begint in Italië en duurt in Europa van ±1600 tot ±1750. Barok kenmerkt zich door vele vormen en uitdrukkingen van heftig gevoel.
De bedevaartkerk kent een bijzonder fraai interieur en is gelegen tegen een heuvel.
BEREIKBAARHEID
Triberg ligt aan de rand van het Zwarte Woud, niet ver van de grote stad Freiburg im Breisgau, in de deelstaat Baden-Württemberg. De bedevaartkerk ligt aan de oude weg naar Schonach, nabij de watervallen van Triberg.
Het adres van de bedevaartkerk is:
Pastorie “Maria in der Tanne”,
Clemens-Maria-Hofbauerstrasse 17,
78098 Triberg.
Op www.pfarrgemeinde-triberg.de is actuele info te vinden.
BELEVING
Triberg is een plaats met zo’n 5000 inwoners en is niet alleen bekend om de bedevaartkerk. In Triberg staat namelijk ook het “Schwarzwaldmuseum” uit 1936, met onder meer Zwarte Woudklokken, kostuums uit tijden van klederdrachten, houtsnijwerken, ambachtelijke ateliers, mijngangen, muziekautomaten en de grootste en kleinste koekoeksklok ter wereld. Ook zijn de grootste watervallen van Duitsland hier te bezoeken.
Vanuit Triberg is het een heuvel opgaan en na zo’n 200 meter ontvangt de bedevaartkerk de pelgrims. Het barokke interieur van de kerk is een ware schoonheid met het bijzondere genadebeeld. Dit beeld staat in een gouden nis in het altaar, met erachter de stam van de dennenboom, waaraan ooit een Mariaschildering op papier heeft gehangen. Hier zijn wonderbaarlijke genezingen gebeurd.
Er wordt me verteld, dat de schrijn met relieken van de Heilige Serena op feestdagen wordt geopend. In de kerk zie ook kanonskogels, die tegen de muur zijn bevestigd.
In de kerk zie ik ook een folder liggen om aan geld te komen, want de bedevaartkerk is de moeite waard om bewaard te blijven.
Buiten de kerk, aan een reling, zie ik plaatsnamen en dat van Mariaverschijningen, zoals van Fatima, Lourdes en Parijs. Wat is deze bedevaartkerk een parel in het Zwarte Woud.
Geplaatst 3 december 2021
~~~
WIGRATZBAD
GESCHIEDENIS
In het Beierse Wigratzbad verschijnt Maria aan Antonie Rädler (1899-1991). Haar ouders werken hard in hun boerderij, veehandel en slagerij. Het gezin is heel gelovig en praktiserend katholiek. Antonie kent een intens gebedsleven, is actief in het lekenapostolaat en heeft mystieke ervaringen.
In 1923 ligt Antonie zwaar ziek in bed; zij is getroffen door de Spaanse grieppandemie, die miljoenen levens eist. Zij zweeft al 5 jaar tussen leven en dood, want zij heeft ernstige hoofdpijn en ontstekingen aan hersenen, nieren en ogen. Door specialisten is zij opgegeven en zij zeggen dat Antonie slechts enkele dagen heeft te leven. Daarna krijgt zij het heel erg benauwd en zegt Maria spoedig te ontmoeten. In de daarop volgende nacht verschijnt Maria en Zij legt de handen op het hoofd van de ernstig zieke. Maria zegt: “Neem je toevlucht enkel tot Mij. Kom en dien Mij.” Vervolgens stroomt een wonderbaarlijke kracht door het lichaam van Antonie en deze heelt de zieke. De volgende morgen staat Antonie op en is volkomen gezond. Als dank voor het wonderbaarlijke herstel van hun dochter plaatsen haar ouders een Lourdesgrot in de tuin. De grot is ingezegend op 11 oktober 1936 en Antonie verblijft er dagelijks om tot Maria te bidden..
In 1936 gaat Antonie Rädler op bedevaart naar Lourdes, in het zuiden van Frankrijk.

In november 1936 vertelt Antonie dat het beeld in de Lourdesgrot naar haar glimlacht en dat zij de boodschap krijgt een kapel te bouwen. Ook verneemt zij dat het Onbevlekt Hart van Onze-Lieve-Vrouw zal zegevieren. Antonie hoort ook zeggen: “Moeder van de Overwinning, Onbevlekt Ontvangen, bid voor ons”.
Op 15 december 1936 verschijnen engelen aan Antonie Rädler. Zij hoort een toenemend geruis, kijkt omhoog naar het genadebeeld in de Lourdesgrot, maar ziet niets bijzonders. Ineens hoort zij engelen meermaals zingen: “Onbevlekt Ontvangen Moeder van de Overwinning, bid voor ons”. Opnieuw kijkt Antonie naar het Mariabeeld en ziet Onze-Lieve-Vrouw glimlachen. Zij vertelt de opmerkelijke gebeurtenis aan pastoor Norbert Feiel (+1938) uit Eglofs, want in hem heeft zij veel vertrouwen. Hij zegt, dat er gebedsverhoringen komen, als het waar is wat zij hem vertelt. In de daarop volgende week zijn er gebedsverhoringen door Maria. Ouders bidden voor de terugkomst van hun zoon. De jongeman keert terug na een aanhouding door de Gestapo, de politie van de nationaalsocialisten. Een man met leverkanker is door artsen opgegeven, maar geneest. De derde verhoring betreft een moeder, die op sterven ligt en zij geneest door het drinken van water uit de Lourdesgrot. In Wigratzbad gebeurt nog een wonder, namelijk een man met maagkanker geneest na een nacht voor hem te bidden. Met deze vier helende voorvallen gaat Antonie weer naar pastoor Norbert Feiel. Deze geestelijke gelooft nu haar woorden van de verschijning van Maria.
In de periode 1927-1936 is Antonie Rädler werkzaam in de slagerswinkel van haar ouders in Lindau. In die jaren neemt de macht van de nationaalsocialisten toe en er komen allerlei regels waar de Duitse bevolking zich aan heeft te houden. Antonie Rädler weigert om in plaats van het begroetende goedendag “Grüss Gott” het opgelegde “Heil Hitler” te zeggen. Ook weigert zij het Mariabeeld in de slagerszaak te vervangen door een afbeelding van Adolf Hitler (1889-1945), de leider van de nationaalsocialisten. Vervolgens maakt de Gestapo, het haar moeilijk. Driemaal wordt geprobeerd haar ’s nachts gevangen te nemen. Echter, Antonie duikt tijdig onder.
Maria verschijnt niet alleen aan Antonie Rädler, maar ook aan Cäcilia Geyer (+1939) een jonge weduwe uit het nabijgelegen Wangen. Onze-Lieve-Vrouw zegt tegen Cäcilia op 22 februari 1938: “Bouw een kapel voor mij hier. Ik zal het hoofd van de helse slang verpletteren met mijn voeten. Mensen zullen hierheen in grote getale komen. Ik zal stromen van genade over hen laten gaan.” Tegen Cäcilia wordt precies hetzelfde gezegd als tegen Antonie.
In 1938 maakt Franz Albertani (1889-1982) uit Bregenz, op aanwijzingen van Antonie Rädler, het standbeeld van de “Vrouwe van de Overwinning”. De beeltenis herinnert aan drie belangrijke waarheden, namelijk de Onbevlekte Ontvangenis, de overwinning op de slang en de Moeder van de Overwinning. In dat jaar bezoekt Antonie het bedevaartsoord “Maria Waldrast” te Matrei am Brenner in Oostenrijk.
De bouw van een kapel wordt door de Nazi’s toegestaan en op 2 juli 1938 wordt met de werken gestart. De Mariakapel wordt ingezegend op 25 maart 1940. Deze gebeurtenis stond gepland op 8 december 1938, maar dat ging niet door, omdat Antonie van 21 november tot 18 december 1938 in de gevangenis verblijft. Echter, zij is vals beschuldigd van de overheid tegen te werken. Ook Cäcilia Geyer maakt de inwijding niet mee, want zij sterft in 1939.
In 1963 geeft Josef Stimpfle (1916-1996), bisschop van Augsburg (1963-1992) toestemming in de Genadekapel “Vrouwe van de Overwinning” de Heilige Mis op te dragen.
De kerk van het heiligdom is opgetrokken in de jaren 1973-1974 en gebouwd naar een ontwerp van architect Gottfried Böhm (1920-2021) uit Keulen. Het gebouw is toegewijd aan het Heilig Hart van Jezus en het Onbevlekt Hart van Maria.

Op 30 mei 1976 wordt door bisschop Josef Stimpfle de kerk ingewijd en vindt erkenning plaats van Wigratzbad als gebedsoord van het bisdom Augsburg.
Het pelgrimshuis Sint-Joseph wordt gebouwd in de periode 1983-1987 en in 2018 vinden restauratiewerkzaamheden aan de Genadekapel plaats.
BEDEVAARTSOORD
Het bedevaartsoord te Wigratzbad heet “Maria van de Overwinning” (“Maria vom Sieg”) en in de genadekapel komen de pelgrims om te bidden. Vlakbij zijn ook dankbetuigingen aan Maria aangebracht.
In de kerk staat ook een beeltenis van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima.
In de hal van de kerk is een stenen fontein geplaatst, waar bezoekers water kunnen tappen.
Sinds 1966 is in het domein van het heiligdom een kruisweg aangelegd. De staties zijn gemaakt door beeldhouwer Franz Albertani.
Er is een relatie tussen Fatima en Wigratzbad, namelijk in beide plaatsen is sprake van het zegevieren van het Onbevlekt Hart van Maria.
In het Heiligdom van Wigratzbad is het mogelijk te overnachten. Alle dagen van het jaar is het heiligdom toegankelijk voor bezoek. Jaarlijks bezoeken zo’n half miljoen mensen het Heiligdom van Wigratzbad.
BEREIKBAARHEID
Wigratzbad is gelegen in het zuiden van Duitsland nabij Lindau in Beieren. Het gebedsoord is gesitueerd iets ten noorden van Opfenbach en Bregenz, niet ver van de grens met Oostenrijk.
Het adres is: Kirchstrasse 18, 88145 Wigratzbad.
Op www.gebetsstaette.de is actuele info te vinden.
BELEVING

In Wigratzbad bezoek ik de bijzondere plaatsen waar Antonie Rädler bewogen ontmoetingen met Maria heeft gehad. Allereerst staat een groot beeld van Pater Pio me welkom te heten. Daarna is het de genadekapel en vervolgens de Lourdesgrot bezoeken. De Lourdesgrot is een memorabele plaats voor de verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw op de Zuid-Duitse grond. Hier heeft Antonie mystieke ervaringen gehad met gezang van engelen en woorden van de Moeder Gods.
Het bezoek aan de Genadekapel raakt me diep. Wat doet me dit wijzen op het mooie van het bestaan met Maria in gedachten. Een gedenksteen aan Antonie Rädler doet me denken aan de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw.
In de kerk sta ik lang stil bij het Mariabeeld en bid er lang. Ook maakt de beeltenis van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima indruk op me. De plaats van dit beeld in Wigratzbad onderlijnt de relatie met Fatima, want in beide plaatsen zegt Maria dat haar Onbevlekt Hart zal zegevieren. Dit gebeurt wel in een geheel andere context, want tijdens de verschijning in Fatima is de wereld in oorlog. Het is dan 1917. Hier is de verschijning aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog.
Vervolgens maak ik een wandeling op het domein van het heiligdom en kom bij twee winkels waar devotionalia worden verkocht. Een boekje over deze verschijningsplaats schaf ik aan en ga verder en kom bij het huis voor de pelgrims. Dan ga ik langs de staties van de kruisweg en tot slot is het opnieuw naar de genadekapel gaan.
Bij het verlaten van het heiligdom sta ik stil bij het “Haus Rädler”, waar Antonie heeft gewoond. Het is een bijzondere ervaring hier te mogen komen.
Geplaatst: 15 oktober 2022
~~~