MARIENFRIED
GESCHIEDENIS
Het is 13 mei 1940 en de Tweede Wereldoorlog neemt in omvang toe. Op deze dag vindt een bijzondere gebeurtenis plaats. Het is Tweede Pinksterdag … De 16-jarige Bärbel Reuss maakt, zoals een dag eerder, dezelfde wandeling naar en in het bos bij Pfaffenhofen an der Roth. De dag hiervoor bidt zij de rozenkrans. Zonder het te merken, heeft Bärbel de rozenkrans verloren. Zij zoekt en zoekt, maar vindt de kralensnoer niet. Jammer, want zij wil de rozenkrans bidden. Ineens komt een Vrouw haar vergezellen. De twee vrouwen raken met elkaar in gesprek. De Vrouw zegt tegen Bärbel, dat Zij een andere rozenkrans met haar wil bidden. Bärbel is verrast, dat de Vrouw weet wat haar gedachte is. De Vrouw zegt, dat als Bärbel deze, andere rozenkrans vlijtig bidt, zij Haar beter leert kennen. Bärbel stemt toe en hierop leert de Vrouw haar “de Rozenkrans van de Onbevlekte” bidden. De Vrouw zegt, dat in de plaats van de bekende rozenkransgeheimen andere aanroepingen worden gehanteerd. Deze aanroepingen zijn:
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, redt ons!
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, bescherm ons!
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, leidt ons!
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, heilig ons!
-Door Uw Onbevlekte Ontvangenis, bestuur ons!
De Vrouw wil met Bärbel deze rozenkrans voor het vaderland bidden. Na het samen bidden, gaat de Vrouw weg. Zij gaat een andere richting uit. Deze ontmoeting laat op Bärbel een onvergetelijke indruk na. Zij wil de Vrouw nog eens ontmoeten en Haar beter leren kennen. Na de ontmoeting met de Vrouw bidt Bärbel vaak de rozenkrans van de Onbevlekte Ontvangenis. Zij houdt de ontmoeting met de Vrouw voor zichzelf en met niemand deelt zij haar ervaring. Enkele jaren later, na de Tweede Wereldoorlog, krijgt dit in 1946 een vervolg …
Bärbel Reuss is bevriend met Anna en haar broer Martin Humpf. Sinds 1943 is Martin pastoor in Pfaffenhofen an der Roth. Anna ondersteunt hem met zijn werk. Zij is niet alleen huishoudster in de pastorie, maar ook helpster in de zielenzorg. Vanaf haar jeugdjaren is zij deelneemster aan de Schönstattbeweging. Deze organisatie is een religieuze, apostolische beweging, welke het Mariabeeld van de Drievoudige, Wonderbaarlijke Moeder als vormingsprincipe hanteert. Anna geeft er leiding aan een meisjesgroep en daar is Bärbel Reuss lid van.
Tijdens een preek in mei 1944 doet pastoor Matin Humpf het voorstel een belofte te doen. Met het oog op de dreigende catastrofe van de oorlog wil hij Maria een belofte doen. Als Zij de parochie van Pfaffenhofen beschermt, wordt als dank een kapel gebouwd. Immers, de plaats Pfaffenhofen verkeert in groot gevaar, omdat dagelijks vijandige vliegtuigen overkomen. Vele terugtrekkende Duitse militairen komen langs Pfaffenhofen om verder richting Berlijn te gaan. De inwoners van Pfaffenhofen voelen zich niet veilig in deze periode. Bijna een jaar later eindigt de Tweede Wereldoorlog en de plaats Pfaffenhofen komt zonder grote schade de oorlog door. Al enige tijd heeft de pastoor een klein Mariaheiligdom in gedachten. Het bouwen van een kapel is dan ook een wens. Er komt een beeldstok en deze wordt tegen een boom geplaatst. Het beeld is de Moeder Gods van Schönstatt. Anna Humpf zorgt voor dit beeld.
Dan wordt het 1946 …
In 1946 verschijnt Maria op drie dagen aan de 22-jarige Bärbel Reuss. Dit gebeurt op 25 april, 25 mei en 25 juni.
Op 25 april 1946 gaan pastoor Martin Humpf, zijn zus Anna en Bärbel Reuss in Pfaffenhofen naar het bos. Zij bidden de rozenkrans en praten over het ontstaan van heiligdommen. De pastoor zegt onder andere dat het Maria is, die dikwijls een teken geeft waar een door Haar verlangd heiligdom komt. Hij uit de wens, dat Anna, Bärbel en hij een dergelijk teken willen ontvangen. De pastoor zegt ook, dat hij een kapel wil bouwen. Zij houden halt bij de boom, aan de kant van de weg, waaraan een beeldje van Maria hangt. Ineens zegt Bärbel: “Iemand roept me.” Zij gaat het struikgewas in. Ziet een vrouw. Echter, Martin en Anna Humpf zien niets. Wel horen zij Bärbel tegen iemand praten. Broer en zus Humpf zeggen tot elkaar, dat Bärbel misschien een visioen heeft. De Verschijning spreekt met Bärbel over een mysterieus voorval van zes jaar geleden en wel op Tweede Pinksterdag. Bärbel vraagt aan de dame: “Hoe weet U dit?” De Verschijning zegt: “Als Ik de sluier niet om had, zou u me kennen.” Ook zegt de Dame: “De vrede van Christus zal met jullie drieën zijn en met iedereen die hier bidt.” Hierna verdwijnt de Dame. Bärbel gaat ervan uit, dat de anderen de Dame ook hebben gezien en gehoord, maar Martin en Anna ontkennen dit. Bärbel vertelt wat zojuist is gebeurd. Martin Humpf ziet de ontmoeting van Bärbel als een hoopvol signaal. Hij weet nu ook zeker, dat dit de plaats is waar een kapel komt.
Op 12 mei 1946, Eerste Pinksterdag, zegt Bärbel tegen Martin en Anna Humpf, wat zij op 13 mei 1940 heeft meegemaakt. Deze Vrouw heeft zij onlangs, op 25 april, weer ontmoet aan de rand van het bos. De reactie van pastoor Martin Humpf is veel betekenend. Hij zegt, dat deze Vrouw Onze-Lieve-Vrouw is.
De tweede verschijning is op 25 mei 1946. Vroeg in de ochtend wordt Bärbel Reuss opgeroepen door een engel om op deze dag naar de plaats van de vorige verschijning te gaan. Deze engel is al vaker bij Bärbel gekomen, vooral in de ochtenden, en heeft met haar gebeden. De engel heeft Bärbel de intenties genoemd, waarvoor zij moet bidden. De engel noemt zich “de Engel van de Grote Middelares van Genaden”.
Wat later op de dag gaan Bärbel Reuss, Anna Humpf en haar broer Martin naar het bos. Zij naderen de beeldstok. Ineens ziet Bärbel de engel, die haar een richting aangeeft. Vervolgens ziet zij de mysterieuze Vrouw staan. De Vrouw is geheel in het wit gekleed en heeft een cape om. Deze Vrouw heeft donker haar, met een scheiding in het midden. Ook haar ogen zijn donker. De Vrouw heeft een prachtige glinstering in de ogen en het gehele gezicht toont helderheid, puurheid en goedheid. De Vrouw zegt: “Ja, Ik ben de Grote Middelares van Genaden.” De Verschijning zegt tegen Bärbel: “U moet een geheim bewaren. Nu kunt u er niets mee doen. Breng geduld op. Ik zal u leiden. Op een dag zult u het begrijpen.”
Om Bärbel de werkelijkheid van de verschijning aan te tonen, vraagt de Dame haar naar de Kellerberg te gaan. Deze ligt tussen Pfaffenhofen en Beuren. Ze zegt: “Daar is een man in grote nood. Ga erheen en help hem. Dit is een teken voor u, dat u niet het slachtoffer bent van bedrog.” De Verschijning zegt ook: “Overal waar de mensen niet op mijn Onbevlekt Hart vertrouwen, heeft de duivel de macht.”
Ook bij de tweede verschijning hoort en ziet enkel Bärbel de Vrouw. Anna en Martin Humpf horen en zien niets, wel horen zij Bärbel praten.
Bärbel gaat naar de plaats, welke de verschijning heeft aangegeven. Ze vindt er een man, die gebroken Duits spreekt. Bärbel denkt dat hij een Italiaan of Pool is. De man noemt zich Mario en lijkt geheel gestoord. Bärbel merkt dat hij wat verbergt onder de kleren. Het blijkt een koord te zijn. De man vraagt om hulp en Bärbel leidt hem naar de plaats van de verschijning. Daar aangekomen, begrijpt de man wat hem scheelt; hij heeft iemand bezit van zich laten nemen. ’s Avonds gaan enkele meisjes naar de beeldstok. Ze komen bij het beeldje en zien er een koord aan hangen.
De laatste, derde verschijning in 1946, is op 25 juni. Martin, Anna en Bärbel zijn op de plaats van de vorige verschijningen. Anna versiert de beeldstok aan de bermkant. Ineens ziet Bärbel de Verschijning. Maria zegt onder meer: “Ik ben de Grote Middelares van Genaden. Ik wil dat mensen te weten komen wat Ik heb gezegd, woord voor woord. U kunt het zich herinneren.” Bärbel vraagt Haar welk beeld er in de kapel moet komen. De Verschijning verwijst naar het beeld bij het struikgewas aan de kant van de weg. Dit noemt Zij: “Het beeld van de Drievoudige, Wonderbaarlijke Moeder van Schönstatt”. Zij voegt eraan toe: “Er is al vaak gebeden en er zijn veel offers gebracht bij dit beeld in Schönstatt.”
De Verschijning spreekt onophoudelijk. Plots is er een grote schare engelen rond Haar. Deze engelen dragen lange, witte kleding. Zij knielen, buigen diep en bidden. Volgens Bärbel is de Verschijning mooier en schitterender dan in de vorige maand. Ook deze keer horen en zien Martin en Anna de Verschijning niet. Zij horen enkel Bärbel spreken.
Maria heeft onder meer ook tegen Bärbel Reuss gezegd:
“De wereld is aan mijn Onbevlekt Hart toegewijd. Ik verlang dat de wereld de toewijding beleeft. Heb een onbegrensd vertrouwen in mijn Onbevlekt Hart. Geloof in mijn grenzeloze macht bij mijn Zoon.”
“Daar waar het grootste vertrouwen is en waar de mensen leren, dat Ik alles van God kan verkrijgen, daar zal Ik vrede brengen. Als mensen geloven in mijn kracht zal er vrede zijn. Via een ster zal ik een signaal geven.”
“Bidt de rozenkrans. Ik ben de Middelares van alle genaden. Ik wil in het verborgene werken als de grote Genademiddelares.”
“Breng Mij veel offers; maak uw gebed tot offer.”
De locatie van de verschijningen wordt later “Marienfried” (“Maria Vrede”) genoemd. Immers, Maria heeft op deze plaats gezegd: “Ik onthul u de vrede van Christus.”
In 1944 is de belofte gedaan door de pastoor, dat als Pfaffenhofen zonder noemenswaardige schade door de oorlogsjaren komt er een kapel wordt gebouwd. Maria zegt dan ook in 1946 tegen Bärbel Reuss: “Ik heb uw wens vervuld, houdt u aan uw belofte!” In het voorjaar van 1946 beginnen de voorbereidingen van de bouw van de kapel. De bouwplaats is een geschenk van een weldoener. Alle stenen voor de bouw van de kapel komen van de ruïne van het huis van de burgemeester van Ulm. In 1947 wordt de Marienfriedkapel ingewijd. Dit is de Genadekapel. In 1965 is de grote weide ten oosten van de kapel ook een geschenk aan het genadeoord.
Op 4 juni 1970 vindt er een vreselijke heiligschennis plaats door een brutale roof in het heiligdom. Uit de kapel wordt veel gestolen. Het is een grote slag toebrengen aan het nieuwe centrum van genaden.
In 1971 komt er een nieuw altaar en bij het koor wordt de kapel uitgebreid. Het tabernakel lijkt op dat van het heiligdom te Schönstatt.
Door de aanhoudende groei van pelgrims wordt in 1972 een kerk gebouwd in het heiligdom. Echter, een jaar later gaat de nieuwe, houten kerk in vlammen op. Het enige dat overblijft, is een kruisbeeld dat in het puin wordt gevonden. In 1974 staat op de plaats van de uitgebrande kerk een nieuw godshuis. In dat jaar begint de bouw van een herberg voor pelgrims. Ook wordt gestart met de bouw van een woning voor pastoor Martin Humpf, de spirituele leider van het heiligdom.
Ter gelegenheid van de 30e verjaardag van de oorlogsbelofte van pastoor Martin Humpf is een Lourdesgrot in een bomkrater geplaatst. Ook wordt een Fatimakapel met de Fatima-Maagd geplaatst.
In 1995 heeft de bisschop van het bisdom Augsburg Marienfried als kerkelijke instelling gesticht en het gebedsoord de naam toegekend van “Maria, Mutter der Kirche” (“Maria, Moeder van de Kerk”).
Het bevrijdingsaltaar op de weide van het Gebedsplaats heeft tijdens de grote geloofsdag van het heilig jaar 2000 in het stadion te Augsburg gestaan. Op 15 juli 2000 is het hier ingezegend.
De kruisweg is aangelegd in de jaren 2001-2002 en op 13 september 2002 ingezegend. De van terracotta gemaakte afbeeldingen zijn gemaakt door Wolfgang Klein uit Ellzee. Theo Krötzinger heeft de afbeeldingen geschilderd. Pelgrims hebben de kruiswegstaties geschonken.
De Marienfriedkerk “Maria, Mutter der Kirche” wordt in 2011 grondig omgebouwd en door de bisschop ingezegend. Echter, de verschijningen in Marienfried zijn niet erkend door het Vaticaan te Rome. Een belangrijke overweging is dat erkenning de toenadering tot de protestantse kerk in gevaar brengt.
BEDEVAARTSOORD
Marienfried behoort tot het bisdom Augsburg en de parochie Pfaffenhofen. Marienfried wil zeggen “Maria Vrede”. Het begrip vrede is een zeer groot verlangen bij mensen in 1946, vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De engel speelt een belangrijke rol in Marienfried. Dit is typerend, want de engel is betrokken bij het leven van Bärbel Reuss en ook bij het geven van de boodschappen door Maria. Deze engel verschijnt meermaals aan Bärbel. Het is ook de engel van de Genademiddelares, die de zieneres opdraagt te bidden. Hij zegt haar ook tot pastoor Angelicus te bidden, omdat deze grote zorgen heeft. Echter, Bärbel weet niet wie deze persoon is. Haar vriendin, Anna Humpf, maakt haar duidelijk dat deze pastoor paus Pius XII is en de feestdag van zijn pauskroning wordt de volgende dag gevierd.
De genadekapel van Marienfried rust op drie pijlers, namelijk
-de door mariale vroomheid ontstane belofte aan de Moeder Gods om een kapel te bouwen,
-de poging van de stichters van Marienfried om de beloofde kapel aan het Schönstatt heiligdom toe te wijden en wel door een liefdesverbond te maken met de “Dreimal Wunderbaren Mutter von Schönstatt.”,
-de boodschappen van Marienfried, in relatie tot de Mariaverschijningen, aan Bärbel Reuss in 1946.
De verbinding tussen Marienfried en Schönstatt betreft niet alleen hetzelfde genadebeeld, maar ook de spirituele relatie tussen beide plaatsen. Maria wordt in Inglostadt, Schönstatt en Marienfried de “Dreimal Wunderbaren Mutter” genoemd. Hiervan ligt de oorsprong in Inglostadt. Daar krijgt pater Jakob Rehm in de 16e eeuw een extase. Als Maria hem bezoekt, hoort hij dat Zij deze titel het liefst heeft. De titel is een verwijzing naar de Litanie van Loreto, want hierin komt onder andere de aanroeping voor “Bewonderenswaardige Moeder”.
In het gebedsoord Marienfried is een Fatima-kapel te bezoeken en ook een Lourdesgrot. In de Marienfriedhalle kunnen velen de vieringen bijwonen. Echter, centraal in Marienfried staat de genadekapel.
In de Marienfriedhalle staat als inschrift in het altaar “DESCENDAT MARIA UT FIAT GERMANIA”. Vrij vertaald betekent dit “Daal neer Maria, dat Duitsland een heilig Marialand wordt”. Ook is op het altaar te lezen “ICH BIN DIE GROSSE GNADENVERMITTLERIN” ofwel “Ik ben de grote Middelares van Genaden”. Links van de “Gnadenkapelle” staat de beeldstok, waarmee hier de mariale ontwikkeling is begonnen.
In de loop van de jaren neemt de belangstelling voor Marienfried toe en steeds meer pelgrims komen er op bedevaart. De groeiende interesse van gelovigen komt ook door de inzet van grote mariale bewegingen, als deze van Schönstatt, Blauen Armee Mariens (Blauwe Maria Leger), Legion Mariä (Legioen Maria) en het Fatima-apostolaat.
De verschijningen in Marienfried zijn door de Katholieke Kerk (nog) niet erkend. Als criterium voor de echtheid van de verschijningen wordt een wonder vereist. Door de kerkelijke autoriteiten wordt het pastoor Martin Humpf in 1950 verboden om over de verschijningen te communiceren. Voor inwoners van Pfaffenhofen is dit een ware beproeving. Dit doet denken aan de woorden van Maria aan Bärbel Reuss: “Er zal een tijd komen dat u geheel alleen staat en ontzettend wordt belasterd, want de duivel weet mensen te verblinden, dat zelfs de besten zich laten misleiden.” Dit komt dus uit! Echter, het religieuze leven in Pfaffenhofen bloeit als nooit tevoren. In de 20 jaar na de verschijningen zijn er in de parochie niet minder dan 20 roepingen om priester te worden. Na jaren worden de beperkingen door de Kerk opgeheven en sinds 1966 mag in de kapel de eucharistie weer worden gevierd.
In de bedevaartkerk te Marienfried staat een grote passiekribbe, die de bezoekers meeneemt naar de belangrijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis van het christendom. Centraal staan de kruisiging en de opstanding van Jezus in de periode van Goede Vrijdag tot en met de ochtend van Pasen. De voorstellingen staan op een plateau van zo’n 4 meter breedte. Door de “Krippenverein” uit Friedrichshafen zijn de voorstellingen in amper 2 maanden gemaakt. op de achtergrond van de voorstelling stat een deel van de stadsmuren met torens van Jeruzalem. De figuren van de kruisweg zijn vervaardigd door de Firma Heide uit Gröden (Zuid-Tirol), die in 1970 is opgericht door Heinrich Demetz. Hij heeft in 2012 een museum van kerststallen geopend nabij zijn atelier.
In Marienfried is het wonder, dat bij pelgrims aan de ziel wordt gewerkt met de hulp van Maria. Echter, waar twijfel en afwijzing zijn, kan Maria niet werken. Mensen vol van geloof in Haar ervaren het wonder van het werk aan de ziel. Hierdoor kan de betekenis van Maria voor de wereld en de Katholieke Kerk worden erkend.
Het Heiligdom van Marienfried betekent voor menige pelgrim een hedendaagse verbinding van de toewijding aan Maria. Het is een van de mariale heiligdommen, waar de Moeder Gods op vele wijzen wordt aanbeden. Voor bedevaartgangers is Marienfried een kennisbron hoe God, via Maria, boodschappen geeft. Zo heeft John Venancio, bisschop van Leiria-Fatima en internationaal voorzitter van het Blauwe Maria Leger gezegd, dat Marienfried een boodschap aan de wereld is.
Om het belang van de verschijningen in Marienfried meer te onderlijnen, zijn er relaties aan te geven tussen Marienfried en andere verschijningsplaatsen:
-Er is verwantschap tussen de verschijningen in Marienfried aan Bärbel Reuss en deze te Parijs in 1830 aan Catherine Labouré. In beide plaatsen spreekt Maria tot een persoon met grote toewijding tot Haar. Beide ziensters hebben in hun jeugdjaren hun moeder verloren. De hulp van Maria is zowel in Marienfried als in Parijs van geestelijke aard. Het gaat om de redding van zielen. Onze-Lieve-Vrouw toont zich in Marienfried en Parijs op dezelfde wijze met de handen uiteen en daaruit komen stralen. Deze stralen zijn het zinnebeeld van de genaden, welke Zij op anderen richt, die daarnaar vragen. In Parijs vraagt Maria dat mensen de wonderdadige medaille dragen en in Marienfried de Onbevlekte Rozenkrans bidden. Hieruit volgt, dat Maria in Marienfried bevestigt, wat Zij in Parijs heeft gezegd. Hierdoor is Marienfried de voortzetting van Parijs.
-Een andere relatie is er tussen de verschijningen in Marienfried en deze in La Salette. De Mariaverschijningen in Marienfried zijn precies 100 jaar na deze in het Franse La Salette (1846). Zowel in Marienfried, als in La Salette klaagt Maria dat haar kinderen Haar verlaten. In beide plaatsen is Maria’s gezicht heel treurig.
-Tussen de verschijningen in Marienfried en deze te Lourdes is er ook een verband. In Lourdes zegt Maria dat Zij de Onbevlekte Ontvangenis is en in Marienfried introduceert Zij de Onbevlekte Rozenkrans. In Lourdes wil Onze-Lieve-Vrouw lichamelijke zieken helpen en in Marienfried psychische zieken.
-Overeenkomsten tussen de verschijningen in Marienfried en de Mariabezoeken in Fatima zijn er ook. De eerste Mariaverschijning in Fatima is in 1917 en wel op 13 mei. In Marienfried is het eerste bezoek van Maria in 1940 en ook op 13 mei. Zowel in Marienfried, als in Fatima gaan de verschijningen van Maria gepaard met bezoeken van een engel, waarbij gebeden wordt voor de Heilige Drievuldigheid. In Fatima toont Maria haar verwonde hart en in Marienfried schenkt Zij haar hart om aan de redding van zielen te werken. In Marienfried wordt verder ingegaan op de woorden van Maria in Fatima. In Marienfried en Fatima vraagt Maria de zaterdag voor Haar te behouden. In het Portugese Fatima verschijnt Maria in de Cova da Iria (Dal van de Vrede) en in Duitsland te Marienfried (Maria Vrede).
-Dan is er nog een relatie tussen de verschijningen in Marienfried en de Mariabezoeken te Amsterdam. Zowel in Marienfried, als in Amsterdam spreekt Maria over het feit, dat Duitsland moet worden gered. In Marienfried en Amsterdam heeft Maria het over ontrouwen aan het geloof. Maria steekt in Amsterdam eerst 3, dan 4 en tenslotte 5 vingers omhoog. In de derde maand, maart, in 1945 beginnen de boodschappen in Amsterdam. In de vierde maand is er de eerste verschijning in Marienfried, namelijk op 25 april 1946. Op 5 mei 1945, de 5e van de 5e maand, eindigt de Tweede Wereldoorlog in Nederland. In Amsterdam zijn de boodschappen voor alle volkeren en dit is ook het geval in Marienfried.
Op basis van de overeenkomsten tussen de Mariabezoeken in Marienfried en verschijningen in Parijs, La Salette, Lourdes, Fatima en Amsterdam is de conclusie te trekken, dat Marienfried een van de belangrijkste verschijningsplaatsen van Maria is.
BEREIKBAARHEID
Marienfried ligt vlakbij Pfaffenhofen an der Roth. De grote plaatsen Augsburg en Ulm bevinden zich in de nabijheid. Op de A7 is het bij Neu-Ulm de richting uitgaan van Nersingen en afslag 121 nemen. Vervolgens is het de weg volgen naar Pfaffenhofen an der Roth.
Adres: Gebetsstätte Marienfried, Marienfriedstrasse 62, D-89284 Pfaffenhofen an der Roth.
Webstek: www.marienfried.de en hier is de nodige info te lezen.
BELEVING
Het is 15 augustus, de dag van Maria Hemelvaart, de grote feestdag van Onze-Lieve-Vrouw. Om 8.00 uur woon ik de eucharistieviering bij in de kerk “Maria, Mutter der Kirche”. Het is een kerk met heldere kleuren en het plafond is gevuld met lichtblauwe wolken. Het voelt dat ik naar de hemel mag kijken. Het godshuis komt heel modern en uitnodigend over. Ik verneem dat deze kerk is ingezegend in 2011. De vele beelden maken het gebouw warm en meteen vertrouwd. De banken in deze vrij nieuwe kerk bieden plaats aan zo’n 700 bezoekers. Ik schat dat er nu 100 plaatsen zijn bezet. Onder de aanwezigen merk ik ook enkele zusters op, die bijna geheel in het lichtgrijs zijn gekleed, want enkel hun schoenen en jasje zijn zwart. Een tweetal broeders zie ik ook. Zij dragen een zwarte pij met een groen koord. De naam van deze kerk is wel typerend: Moeder van de Kerk. Ik interpreteer dat als de Moeder van iedereen. Zij staat dan voor alle mensen open en een ieder is bij haar welkom. Voor allen is er hoop dat zij een hemelse Moeder hebben. Voor mij is Zij dan de Mama van de allerhoogste waarde.
Na de mis breng ik een bezoek aan “die Gnadekapelle”, de Genadekapel. Voor de kapel staat een Christusbeeld. Onder het grote kruisbeeld is een beeltenis van Maria van La Salette. Het lijkt dat Maria hiermee wil zeggen, dat in Marienfried de mensen een brug bouwen om het Godsrijk makkelijker te bevatten en open staan voor haar Zoon. De kapel is het centrum van het spirituele middelpunt te Marienfried. Ik ga de kapel in. Langzaam ga ik naar voren en kom bij het altaar. Ik lees de teksten: “Servus Mariae nunquam perbit”, Inglostadt 1914 – Schönstatt 1919″ en “Ich bin die Grosse Gnadenvermittlerin”.
Na Maria te hebben gegroet en bedankt voor deze dag ga ik achterin de kapel plaatsnemen. De opgedane indrukken laat ik op me inwerken. Daarna komen gedachten bij me op aan dierbaren, zoals mijn overleden ouders, mijn gestorven tante en goede vrienden, waarmee ik veel deel. Dan pak ik de rozenkrans …
Na het bezoek aan de Genadekapel wil ik inkopen doen in de rijk gevulde winkel met allerlei geloofsproducten. Er zijn heel wat devotionalia te koop, zoals beelden, boeken, kaarsen, kaarten en wijwaterbakjes. Ik schaf twee boekjes aan over de verschijningen in Marienfried; een in het Engels voor mijn goede Mariavriend en een voor mezelf in het Duits. Ook koop ik enkele kaarsen, een Maria-afbeelding om aan de muur te hagen en twee bronzen plaatjes van Sint-Nicolaas. Immers, ik ben als voorzitter nauw betrokken bij het Sint-Nicolaasgenootschap Nederland.
Het is zonnig weer met een bijna wolkenloze hemel. Ik maak een rondgang door het gebedsoord (Gebetsstätte) en kom meteen Pater Pio tegen. Het beeld van hem is zo’n twee meter hoog en staat in een kapelletje. Ik lees dat dit beeld een geschenk is van iemand uit Wit-Rusland/Belarus. Vervolgens kom ik bij een beeldje van de Heilig Jozef, dat in een boomstam is verwerkt. Ik heb vernomen, dat Jozef de tweede patroon is van Marienfried. Ik lees dat dit niet het eerste beeld van Jozef is. Ook hier is een dief door de duivel ingepalmd.
Zo’n 50 meter verder, vlakbij de kerk, zie ik een Lourdesgrot. Ik heb gelezen dat deze grot ongeveer 30 jaar na een bominslag in 1944, in de daardoor ontstane krater, is gebouwd. In het bovenste deel van de grot is plaats gemaakt voor Maria en Bernadette. Hieronder staan bloemen en hangen er platen met dankbetuigingen aan Maria.
Na de grot ga ik naar de “Rosenkranzweg”. Er zijn 15 beelden te zien met weergaven van de Rozenkransbasiliek van Lourdes. In de lange “Immakulata-Weg” zie ik een bord, waarop te lezen is dat Bärbel Reuss, de zieneres, hier is geweest en wel op Tweede Pinksterdag 1940. Zij ontmoet hier de Vrouw, die met haar de “Immakulata-Rozenkranz” heeft gebeden. Ik vervolg mijn rondgang en kom bij de Zwitserse “Gedenkstätte”. Deze gedenkplaats is van de Maria Vrouwen- en Moederbeweging van Zwitserland. Er staan drie afbeeldingen. In het midden staat Maria met Kind. Daarnaast is een beeltenis van Broeder Klaus, als dank voor de hier gevonden roepingen. De andere afbeelding is van Pater Rupert Mayer, als herinnering aan de moedige “Apostel van München”, namelijk voor het uiten van het recht op vrijheid van de mensen en de Kerk in het Derde Rijk.
De kruisweg is aan de rand van het bos aangelegd. De afbeeldingen van de kruisweg zijn imposant met afmetingen van ruim 2 bij 2 meter. Wat komen de staties vol gevoel en veel beleving bij me over. Tijdens de kruisweg kom ik het “Freialtar” tegen. Dit altaar heeft een belangrijke plaats gehad bij de grote geloofsdag in het Heilig Jaar 2000 te Augsburg. Daarna is het grote altaar naar Marienfried overgebracht en is het herbouwd op een heuveltje van zo’n 5 meter hoogte. Op een open plaats aan de rand van het bos kom ik bij de Fatima-grot. Deze grot is door het Fatima-apostolaat in 1994 gebouwd. Het Mariabeeld is levensgroot. Links en rechts van dit beeld zijn uitspraken van Onze-Lieve-Vrouw vermeld, waaronder “dagelijks de rozenkrans bidden” en “aan het eind zal mijn Onbevlekt Hart triomferen”. Dan denk ik aan de verschijning in Fatima op 13 juli 1917.
Ik ga terug naar de Genadekapel. Rechts, naast de kapel staat een gedenksteen van Pater Josef Kentenich, de grondlegger van de Schönstatt-beweging. Links van deze kapel is de plaats waar Maria driemaal is verschenen aan Bärbel Reuss. Er hangen veel dankplaten met teksten als “Maria hat geholfen”, “Danke Maria für Deine Hilfe” en “Die Mutter Gottes hat geholfen”. Ik steek een kaars aan en kniel bij deze plaats, waar vele bloemen zijn gebracht. Met het aansteken van de kaars heb ik intenties voor een goede kennis, die met de gezondheid tobt en voor mijn vrienden in Nederland.
Het bezoek aan Marienfried is voor mij belangrijk, omdat ik grote waarde hecht aan de betekenis van de verschijningen aan Bärbel Reuss.
OMGEVING
Van Marienfried is het 70 km oostwaarts gaan om de mooie stad Augsburg te bezoeken.
AUGSBURG – DIÖZESANMUSEUM ST.AFRA
Het “Diözesanmuseum St. Afra” is gelegen in de Kornhausgasse 3-5, naast de Dom, in het centrum van Augsburg. Het bisschoppelijk museum is ook via de Dom te bereiken, namelijk door de wat donkere Domkruisweg in te gaan. Op www.museum-st-afra.de is actuele info te vinden.
Het museum biedt in enige zalen een grote verscheidenheid aan kunstschatten en Onze-Lieve-Vrouw is door beelden en op schilderijen te zien. Daarnaast staat in het museum de voormalige, Romaanse, bronzen deur van de Dom uit de 11e eeuw. Verder zijn onder meer voorwerpen van Augsburger zilver, gewaden van de Heilige Ulrich en relieken te zien.
In 2000 is, na een ingrijpende renovatie, het museum heropend. De tentoonstellingsruimte kent voor een deel een glazen bouw en een oud deel dat tot de Dom behoort. Achterin het museum is een zaal waar de oorspronkelijke fundamenten van de Dom zichtbaar zijn gemaakt.
Een tweezijdig, houten altaarretabel (±1490) is kleurrijk beschilderd met aan de ene kant afbeeldingen uit het leven van Maria en aan de andere zijde fasen van het leven van Sint-Nicolaas. De vier schilderstukken van Maria betreffen presentatie in de tempel, visitatie, geboorte van Jezus en dood.
Een Brussels wandtapijt van wol en zijde (±1580) met kleurrijke bloemmotieven laat afbeeldingen zien van Afra en Ulrich, de patroonheiligen van het bisdom, evenals Maria als patrones van de Dom.
Madonna met Kind (±1400) is Boheems van verf op hout. De beeltenis van “de Mooie Madonna” komt uit de Dom.
Vier houten, donkerbruine panelen laten onder andere afbeeldingen van Maria zien.
Een schilderij “Slag bij Lechveld” (“Schlacht auf dem Lechveld”) van 955 is gemaakt van olieverf op linnen (±1696). Het toont een belangrijk feit van het leven van Ulrich. Een engel heeft Ulrich een kruis gegeven om te zegevieren over de Hongaren. Maria is afgebeeld boven de strijders.
Een kunstwerk van rond 1540 geeft de afbeelding van Maria, gemaakt door de Duitse beeldhouwer Jörg Lederer (±1470-±1550) uit Kaufbeuren. Maria knielt op een kussen en bidt. Het is geschilderd op lindehout en verguld.
Een deel van een tweeluik is geverfd op naaldhout door Leonhard Beck (±1480-1542) uit Augsburg. Het is een Thomas Fackler tweeluik (Diptychon)van rond 1520. Het rechterdeel toont Maria met Kind en twee engelen. Daarnaast is afgebeeld de heilige Elisabeth von Thüringen die een bedelaar drinken geeft. Aan Maria’s voeten knielt de stichter Elisabeth Fackler met haar wapen.
Een Maria-altaar van rond 1540 is van hout, kalksteen, deels verguld en gepolychromeerd. De Madonna is van hout gemaakt. De afbeeldingen van de tafel laten van linksboven naar rechts zien verkondiging, visitatie, geboorte van Jezus, aanbidding door de koningen, opstanding van Jezus, hemelvaart, Pinksteren en dood van Maria.
Een reliekenaltaar (±1630) is van schilder Johann Matthias Kager (±1575-1634), zilversmid Jeremias II Flicker (±1610-1647) of beeldhouwer Tobias Zeiler (+1666). Het is gemaakt van olieverf, koper, zilver en hout. De aanbidding door herders is verbeeld.
Een minnekistje van rond 1315 is gemaakt van ijzer, eikenhout, hardverf en metaal. Het kistje, met afbeeldingen van onder andere Maria, is een liefdesgave in hoofse kringen.
AUGSBURG – DOM
De Dom kent een lange geschiedenis en de oudste delen dateren uit de 11e eeuw. De romaans-gotische kathedraal heeft twee toegangen, die met vele figuren zijn versierd. Het zuidportaal of Mariaportaal is uit de 14e eeuw en de middenpijler toont Maria. In het drie rijen hoge timpaan laat het driehoekig gevelveld fasen uit het leven van Onze-Lieve-Vrouw zien.
De Dom heeft de oudste glas-in-loodschilderingen ter wereld, fresco’s, paneelschilderingen en crypte.
Laatgotische glas-in-loodramen (±1480) van Peter Hemmel von Andlau (±1420-1506) geven taferelen weer uit het leven van Maria.
Onze-Lieve-Vrouw is in de kathedraal veelvuldig afgebeeld. In het noordelijke zijschip staat de met fresco’s en pleisterkalk versierde, imposante Mariakapel (1721). De fresco’s zijn van de Augsburger schilder Johann Georg Bergmüller (1688-1762).
In de kathedraal staan enige panelen, die delen van het leven van Maria tonen (1493-1494). Deze zijn gemaakt door Jörg Stocker (±1461-±1527) uit Ulm en Hans Holbein de Oude (±1460-1524) uit Augsburg.
In de Dom is Ulrich von Augsburg (890-973), bisschop en raadsheer van de keizer, bijgezet.
De Wolfgangkapel toont een altaar met afbeeldingen van onder andere Maria, de patrones van het bisdom Augsburg en is in 1554 gemaakt door de Augsburger portretschilder Christoph Amberger (±1505-1562).
De kruisgang, die naar het bisschoppelijk museum leidt, telt meer dan 400 graf- en gedenkplaten.
AUGSBURG – BASILIEK ST.ULRICH – ST. AFRA
Aan de Ulrichplatz staat de imposante, katholieke basiliek, die is toewijd aan de Heilige Ulrich en de Heilige Afra. Het is een laatgotisch bouwwerk met grote, barokke altaren en kapellen. Tegen de basiliek is de evangelische kerk van de Heilige Ulrich gebouwd.
In 1467 is met de bouw van de huidige basiliek begonnen, juist op de plaats waar eerder een godshuis heeft gestaan. In de basiliek liggen de graven van de Heilige Ulrich en de Heilige Afra. Daarnaast zijn er vele afbeeldingen van de Moeder Gods.
In de Georgskapel is de altaarbeeltenis een schilderij met onder meer de gekroonde Maria, Kind en engelen. Het is in de periode 1587-1594 gemaakt door hofschilder Christoph Schwarz (±1545=1592) en Peter Candid (±1548-1628), die ook Peter de Witte wordt genoemd. De opdracht voor het kunstwerk is in 1585 gegeven door Octavian Secundus Fugger (1549-1600) van de invloedrijke handelsfamilie Fugger.
De Pietakapel toont een laatgotisch beeld met een treurende Maria met op de schoot het lichaam van haar Zoon. De afbeelding kent een gouden, ronde omlijsting en is aan het eind van de 20e eeuw gemaakt door beeldhouwer Friedrich Koller (1931).
Het hoge hoofdaltaar is uit 1604/1606 en toont de aanbidding van de pasgeboren Jezus door herders. Hierboven is de kroning van Maria uitgebeeld.
Tegen een brede pilaar staat een meer dan levensgroot beeld van de Moeder Gods en Jezus als naakte baby. Dit is een van de weinige gotische beelden, die de verwoestingen tijdens de Beeldenstorm heeft overleefd. Het beeld is gemaakt rond 1495 door Gregor Erhart (±1465-1540).
In de Benedictuskapel hangt een schilderij van Peter Candid. Het toont Maria met Kind en de heiligen Benedictus en Franciscus.
In het priesterkoor staat onder andere de verkondiging aan Maria en is een werk uit 1608 van Hans (Johann) Rottenhammer (1564-1625).
De Bartholomeuskapel toont een altaar met een schilderij van de kroning van Maria. Het is gemaakt rond 1596 door Hans von Aachen (1552-1615). In deze kapel hangt ook een icoon van Maria met Kind (1597).
Tegen een pilaar is het Maria-Hulp-beeld geplaatst. Het heeft de stijl van Rococo en is in 1762 in de basiliek geplaatst.
Geplaatst: 14 mei 2020.
Laatst gewijzigd: 1 oktober 2024
~~~