GESCHIEDENIS
In 1449 zijn er verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw aan het 12-jarig meisje Inés Martínez Sánchez, die van arme afkomst is en haar ouders helpt door varkens te hoeden. In totaliteit zijn er zeven verschijningen. Op 3 maart 1449 is er de eerste verschijning en deze vindt om 12.00 uur plaats, als Inés de varkens hoedt. Inés ziet de verschijning als een hele mooie, slanke dame, met een stralend gezicht en die rijk is gekleed. Deze vrouw draagt een hoofddoek, rok en schoenen en deze allemaal van goud. De dame spreekt over een komende pest en zegt dat deze veel levens gaat eisen, als de mensen niet biechten. De verschijning zegt dat Inés dit aan de bewoners van het dorp moet vertellen.
Op 4 maart 1449, rond het middaguur, is er opnieuw een verschijning en aan Inés wordt gevraagd waarom zij niets heeft gezegd over hun eerste ontmoeting. Inés reageert met te zeggen dat de mensen haar niet zullen geloven. De verschijning zegt een teken te geven dat er wel aan de woorden waarde wordt gehecht.
De derde verschijning is op 7 maart 1449 en weer rond 12.00 uur. Opnieuw dringt de verschijning aan op meer verspreiding van haar woorden.
Op 9 maart 1449 is er de vierde verschijning en ook nu rond het middaguur. Deze gebeurt op de plaats waar later een klooster met kerk komen. Dat wordt het gebouw met klooster en kerk die hier herbouwd zijn, met de naam “Onze-Lieve-Vrouw van het Kruis”. Deze plaats is de bron van het huidige bedevaartsoord. De verschijning maakt zich bekend en zegt dat Zij de Heilige Maagd Maria is. Vervolgens pakt Zij de rechterhand van Inés, knijpt erin en vormt met vingers en duim een kruis.
De vijfde verschijning vindt ook plaats op 9 maart 1449. Maria spijkert het kruis dat Inés draagt in de grond en het meisje houdt het kruis vast. Er komt die dag een processie en Inés heeft nog steeds het kruis vast. Zij heeft hierdoor een verkrampte hand. Maria zegt dat hier een kerk voor Haar moet komen, die Heilige Maria wordt genoemd. Vervolgens zegt Zij dat Inés naar de kerk van Santa María in Guadalupe moet gaan en 2 kg was mee moet nemen. Haar hand wordt daar genezen, als er gedurende twee dagen wordt gebeden. In Guadalupe onderzoeken artsen haar hand met de vingers in de vorm van een kruis. Hun bevinding is dat zij met deze hand geboren is, hetgeen Inés ontkent. Twee dagen wordt er door haar gebeden en de ochtend daarop is de hand volledig genezen.
Op 19 maart 1449 is er de zesde en laatste verschijning. Deze vindt plaats als Inés voor het kruis bidt. Inés vraagt waarom zij naar Guadalupe is moeten gaan om haar hand te laten genezen. Maria antwoordt dat dit nodig was om het teken van Haar te geven.
Enkel Inés Martínez Sánchez ziet de verschijning en één keer hoort een ander meisje Onze-Lieve-Vrouw. De verschijningen zijn in fasen opgetekend en in een notariële akte vermeld. Vier notarissen en meer dan 20 getuigen zijn daarbij betrokken. Op 10 maart 1449 is een verslag gestuurd naar Alfonso Carrillo de Acuña (1410-1482), aartsbisschop van Toledo (1446-1482). De verschijningen van Maria in 1449 zijn het meest uitvoerig gedocumenteerd van alle verschijningen in de middeleeuwen. Op 9 maart 1450 is de door Maria gevraagde kerk gebouwd, die later wordt vernield.
Na de verschijningen worden vele wonderen vastgesteld, waaronder:
-bij een meisje komt een verloren spraak terug na het bidden tot Onze-Lieve-Vrouw
-een man met een ontstoken oor bidt tot Maria en geneest,
-een jongetje wordt met verlamde benen wakker, bidt tot Maria en geneest,
-een man kan niet stappen, bidt tot de maagd Maria en de voet geneest,
-een meisje is bijna dood, haar ouders beloven naar het kruis van Inés te gaan en het kind is meteen beter.
Inés Martínez Sánchez gaat in het begijnhof wonen en wordt leidster van de begijnen van Cubas de la Sagra. In 1464, als Inés 27 jaar is, verlaat zij de gemeenschap, omdat zij zich realiseert dat het werk niet haar roeping is.
Het begijnhof blijft bestaan doordat er nieuwe bewoners komen, waaronder Juana Vázquez Gutiérrez (1481-1534), die later “La Santa Juana de la Cruz” wordt genoemd. Als zij 7 jaar is, uit haar gedrag zich in extreme zelfbestraffing. Juana kent grote toewijding aan de Maagd Maria. Juana is, als jongen verkleed, thuis weggelopen, omdat zij niet wil trouwen met een man, maar bruid van God wil zijn. Zij krijgt later visioenen en stigmata. Op 3 mei 1496 wordt Juana novice. Juana legt op 3 mei 1497 haar geloften af door haar professie te doen met de naam Sor Juana de la Cruz. Sor Juana doet de belofte aan een afbeelding van “Nuestra Señora de la Caridad” (Lieve-Vrouw van Liefde) in het klooster van Cubas de la Sagra. In 1506 begint haar mystieke leven zich te openbaren. In 1507 is zij mystiek getrouwd. In 1508 krijgt zij stigmata aan handen en voeten, terwijl zij denkt aan het lijden van Christus. In dat jaar kan zij gedurende 7 maanden niet spreken. Op 3 mei 1509, dan is zij 28 jaar, wordt zij gekozen als eerste abdis van het begijnhof. Eind 1509 verlaat zij het begijnhof om zich aan te sluiten bij de Derde Orde van Sint-Franciscus. Opmerkelijk is, dat zij Baskisch en Arabisch spreekt zonder ooit deze talen te hebben geleerd. Dit zijn wonderen van Xenoglossia; dit Griekse woord betekent het gebruiken van volledig onbekende talen. Sor Juana bezit deze weinig voorkomende, paranormale gave.
Later wordt het abdijschap Juana ontnomen, omdat zij onder andere geld van het klooster verkeerd heeft besteed, namelijk voor de aankoop van een stier. In 1515 begint zij met de bouw van een nieuw klooster met kerk. Voor de bouwwerken draagt zorg Francisco Jiménez de Cisneros (1436-1517), aartsbisschop van Toledo van 1495 tot in 1517. Hij noemt Sor Juana de la Cruz de parochiepriester van Cubas de la Sagra. Op de plaats van de kerk heeft Maria een houten kruis gespijkerd tijdens een verschijning aan Inés. Kardinaal Cisneros bezoekt meermaals het klooster en doet dit ook een keer in gezelschap van Keizer Karel V (1500-1558), die keizer Karel I van Spanje is van 1516 tot in 1556. De keizer komt in het klooster logeren en wil spreken met de mystica Juana. Aan het eind van het leven krijgt Sor Juana menige ziekte en lijdt veel pijn. Ze raakt ook verlamd en de geleden pijn verwijst naar het lijden van Christus. Sor Juana krijgt ook kritiek op haar uitingen van ziektes en pijnen met spirituele gebeurtenissen. Op 3 mei 1534 sterft zij. Hieruit blijkt dat 3 mei een belangrijke datum in haar leven is.
Filips III (1578-1621), koning van onder meer Spanje, Napels en Sicilië en de aartsbisschop van Toledo zijn aanwezig als Sor Juana wordt opgegraven. Dan stijgt een zoete geur op uit haar onbedorven lichaam. In 1664 is Juana herbegraven.
Het klooster krijgt te maken met complete vernielingen en plunderingen, zoals tijdens de Napoleontische Oorlogen (1792-1815), de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1808-1814) en de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), waarbij in 1936 zusters als martelaren sterven. Na vernielingen van kerk en klooster vinden bouwwerken plaats. Mede door veel hulp van de Vrienden van het Klooster zijn deze mogelijk. De gebouwen komen fasegewijs gereed en de inwijding is op 5 maart 1994.
Het klooster heeft in de loop van de vele jaren verschillende groepen bewoners. Sinds 1974 zijn Clarissen de zusters van het klooster.
In 2015 heeft paus Franciscus Juana Vázquez Gutiérrez (Sur Juana de la Cruz) erkend als eerbiedwaardige Dienares van God.
BEDEVAARTSOORD
Cubas de la Sagra betekent “vaten van het heilige”.
Het ongeschonden lichaam va Juana Vázquez Gutiérrez (Sor Juana de la Cruz) bevindt zich in het klooster in een schrijn.
In de kerk is veel te zien, waaronder het hoofdaltaar met een groot beeld van Onze-Lieve-Vrouw en het kruis, dat de plaats aangeeft waar Maria het kruis aan Inés overhandigt. Dit is gebeurd op 9 maart 1449. Onderaan bij het kruis staat de tekst: Hier knielde de Maagd Maria en nagelde het kruis vast. De crypte is het bezoeken waard en daar staat een altaar waarbij een plaat verwijst naar de gulle geefster, Teresa de Cardenas, die hier is begraven.
In de omgeving zijn wandel- en fietsmogelijkheden.
BEREIKBAARHEID
Het bedevaartsoord in Cubas de la Sagra ligt in het midden van Spanje, tussen Madrid en Toledo. De plaats is een gemeente in de provincie en regio Madrid.
Adres van het klooster:
Monasterio de la Cruz y Santa Juana,
Convento de Santa Juana de la Cruz,
Calle del Prado,
28978 Cubas de la Sagra
Op www.telemadrid.es is meer actuele info te vinden.
BELEVING
Aan de rand van de plaats Cubas de la Sagra zie ik tussen enerzijds velden met vele olijfbomen en anderzijds met korenvelden het klooster van het heiligdom liggen. Als ik naderbij kom, zie ik het enkele tientallen terug herbouwde klooster met kerk. De buitenmuren zijn wit, maar hoe zou het binnen zijn …
Het is wel treffen, want als als het hek is opengegaan, ontmoet ik een enthousiaste man, die vertelt dat hij pas enkele maanden actief is in het heiligdom. Ik vertel over mijn schrijfwerk en we spreken over bedevaartplaatsen in Spanje. De man brengt me naar de ingang van de kerk en daar ontmoeten we de man die werkelijk alles weet van het klooster met de kerk. Dit is wel bijzonder, want nu krijg ik meer te zien en te horen in vergelijking met een andere bezoeker. In het klooster en kerk krijg ik een gedetailleerde rondleiding door de expert van het heiligdom. Deze man is betrokken geweest bij de heropbouw van het Maria-oord. Hij heeft de ondergrondse kapel mee helpen blootleggen. De deskundige vertelt ook dat het hele heiligdom meermaals is vernield door anti-katholieken. Ik hoor vertellen van het leven van Sor Juana de la Cruz, dat zij visioenen en stigmata krijgt. Ook ontvangt zij hoogwaardigheidsbekleders als kardinaal Cisneros en keizer Karel V. De expert en de pas begonnen medewerker nemen me mee naar de crypte. Ik mag er bidden en daar wordt me getoond waar Maria heeft gestaan. De twee Spanjaarden laten me nog meer zien, zoals resten van fundamenten van de voormalige, verwoeste kerk. Ik ben hen heel dankbaar voor de rondleiding, die ik als een geschenk uit de hemel ervaar.
In de crypte zie ik een gedenksteen en deze verwijst naar de laatste rustplaats van Señora Teresa de Cardenas. Zij gaf opdracht tot de bouw van de hoofdkapel en ze maakte dit klooster erfgenaam van haar eigendom met onder andere de opdracht van vijf missen per week. Zij stierf in 1543.
In de crypte kom ik bij de lijkkist van de monnik Pedro de Santiago. Hij was vicaris van deze kerk en biechtvader van de Heilige Juana. Er zit een gaatje halverwege de kist en er brandt een lichtje. Ik kijk en zie een doodshoofd.
In de kerk zie ik in het middenpad een kruis staan, dat in de grond is bevestigd. Dit kruis verijst naar de geschiedenis, dat Maria meermaals verschijnt aan Inés Martínez Sánchez in maart 1449.
Ik verlaat de kerk en kom op het plein dat voor het klooster en de kerk ligt. Hier staat een bron met daarboven een tegelschildering met de afbeeldingen Maria en Inés uit 1994. Het ceramisch kunstwerk is gemaakt door de fabriek Artesania Talaverana S.L. uit Talavera de la Reina.
Geplaatst: 30 oktober 2022
~~~