De Vlucht naar Egypte wordt gesymboliseerd door het tweede zwaard van de Zeven Smarten van Maria.
In het evangelie van apostel Matteüs staat dat een engel Jozef in een droom te kennen geeft met Maria en de zeer jonge Jezus naar Egypte te vluchten. De reden is dat Herodes I de Grote (73 v.Chr-4 v.Chr), koning over Judea (37 v.Chr – 4 v.Chr), kinderen van 0 tot 2 jaar ombrengt, omdat onder hen zich de Verlosser moet bevinden, waarvoor hij zich voelt bedreigd. Egypte behoort dan tot het Romeinse Rijk, maar over dat gebied heeft Herodes I de Grote geen zeggenschap. De Heilige Familie, bestaande uit Maria, Jozef en Jezus, verblijft zeven jaar in Egypte. De reis naar Egypte, een tocht van enkele honderden kilometers, ondernemen Maria, Jozef en de pasgeboren Jezus samen. De evangelist Lucas schrijft dat Maria, Jozef en Jezus zo’n 5 weken na de geboorte van Jezus teruggaan van Bethlehem, via Jeruzalem naar Nazareth. De evangelisten Matteüs en Lucas vermelden dus niet eenzelfde verhaal.
De Vlucht naar Egypte is voor Maria, Jozef en Jezus een lange reis door moeilijk begaanbaar gebied, waarbij een ezel hen helpt bij het voortgaan. Als de Heilige Familie maar liefst zeven jaar verblijft in Egypte is het hoogst opmerkelijk dat de evangelisten hierover zo weinig schrijven.
Na de periode van zeven jaar wil Jozef met Maria en Jezus teruggaan. Echter, hij verneemt dat de zoon van de moordzuchtige koning Herodes I de Grote, Herodes Archelaüs (± 22 v.Chr – ± 18 n.Chr), als ethnarch (bestuurder, 4 v.Chr – 6 n.Chr) heerst over Judea en hij is evenals zijn vader ook moorddadig. Hierdoor besluit de Heilige Familie te reizen naar Nazareth in Galilea.
De Vlucht naar Egypte is door vele kunstschilders verbeeld en ook zijn er schrijvers die over de reis berichten. Zo heeft Jacobus de Voragine (1228-1298) de Legenda Aurea (Gouden Legende) geschreven en ook de Legenda Sancturum (Heiligenlegenden). Jacobus de Voragine vermeldt dat de Heilige Familie zeven jaren in Egypte verblijft. Tijdens hun verblijf in Egypte bezoeken zij Cairo en dit volgens de koptische gewoonte. Op de plaats waar het huis van Maria, Jozef en Jezus heeft gestaan is de koptische kerk Abu Serga in de 4e eeuw gebouwd, die is toegewijd aan Bacchus en Sergius. Ook de Duitse theoloog Lodolphus van Saksen (1300-1377) beschrijft in de Vita Christi (Leven van Jezus) in 1374 hoe de Heilige Familie reist naar Egypte.
In het 14e eeuwse “Mediationes Vitae Christi”(meditaties over het leven van Christus) uit ±1360 staat dat Jozef in de slaap bezoek krijgt van een engel van God. Jozef krijgt de opdracht met Maria en Jezus te vluchten, omdat keizer Herodes alle kleine kinderen wil ombrengen. Jozef maakt Maria wakker, vertelt Haar zijn belevenis met de engel. Zij schrikt, staat op en is meteen gereed te vertrekken. Dit gebeurt midden in de nacht en dan begint de reis naar Egypte. Gedurende de hele route van honderden kilometers draagt Maria haar baby. De tocht naar Egypte verloopt moeizaam, want de wegen zijn in slechte staat. De lastig begaanbare wegen gaan door bossen, open vlakten en langs afgronden. Hierdoor duurt de reis zo’n twee maanden. Het is een zware opgave en dat niet alleen door de af te leggen afstand, maar ook door weinig comfortabele overnachtingen en de beschikbaarheid van heel weinig etenswaren. De leden van de Heilige Familie gaan naar de stad Heliopolis, huren daar een huisje en wonen er 7 jaar in armoede als vluchtelingen. Maria doet het huishouden en voorziet in het onderhoud door wol te spinnen en vervolgens de strengen wol te verkopen. Jezus vraagt omstanders of zijn Moeder wat werk voor hen kan verrichten. Jozef timmert in opdracht meubelstukken. De reis uit Egypte verloopt wat makkelijker, omdat Jezus geen baby meer is. Voor de terugreis maken Maria, Jozef en Jezus opnieuw gebruik van de ezel. De Heilige Familie gaat in Nazareth wonen, waar Jezus zijn Moeder helpt. De “Mediationes Vitae Christi” is wat later in het Engels vertaald door Nicolas Love/Nicolas Luff (+ ±1424), een monnik in Engeland.
De eerste schilderwerken over de Heilige Familie komen voor in het Italiaanse Siena en dit rond 1350. Dit valt dan samen met het verschijnen van de “Meditationes Vitae Christi”. Maria wordt meermaals afgebeeld als een nederige vrouw, die met naaiwerk bezig is. Op een miniatuur uit het getijdenboek van Katharina van Kleef (1417-1476) staat een looprekje afgebeeld, warmende kleine Jezus stapjes kan zetten. Ook hier wordt een voorbeeldig gezin getoond. Het getijdenboek van Katharina van Kleef uit ± 1440 bevat teksten en is rijk geïllustreerd. Het is gemaakt door een onbekende kunstenaar en deze wordt genoemd “Meester van Katharina van Kleef”. Een getijdenboek kent geschreven teksten en ook wel illustraties. Het wordt gebruikt voor de devotie van privépersonen, veelal edelen, omdat een dergelijke uitgave heel kostbaar is.