De volgende data zijn belangrijk in januari:
1 januari
Heilige Maria, de Moeder Gods. Vastgesteld in 1974 en dit naar aanleiding van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965).
2 januari
Viering van de komst van “Onze-Lieve-Vrouw op de Pilaar” in het Spaanse Zaragoza.
3 januari
Laatste dag van de verschijningen in Beauraing (1933). Maria vertrouwt een geheim toe aan de drie jongste kinderen. Zij belooft hen: “Ik zal de zondaars bekeren!” Maria noemt zich opnieuw: “Ik ben de Moeder van God, de Koningin van de Hemel.” Zij vraagt aan de kinderen: “Beminnen jullie mijn Zoon? Beminnen jullie Mij? Wat offert u dan op voor Mij? Vaarwel!”
4 januari
De eerste keer dat de rozenkrans wordt gebeden in de tuin van de verschijningen te Beauraing (1933). Sindsdien wordt elke dag de rozenkrans gebeden in het heiligdom.
7 januari (1844)
Geboorte van Bernadette Soubirous. Zij ervaart 18 verschijningen van Maria in 1858 te Lourdes.
15 januari
Eerste verschijning van Maria aan de 11-jarige Mariette Beco in het Belgische Banneux. Rond 19.00 uur ziet Mariette plots een jonge, mooie Dame in het licht staan. De Verschijning nodigt het meisje uit naderbij te komen (1933). Deze dag is het feest van Onze-Lieve-Vrouw van Banneux.
16 januari
Laatste verschijning van Onze-Lieve-Vrouw aan Jacinta Marto, die in het ziekenhuis ligt. Maria zegt dat Zij de de jongste zieneres van Fatima spoedig komen halen. Vervolgens neemt Onze-Lieve-Vrouw de pijn bij haar weg. Maria vertelt Jacinta over oorlogen en onenigheden in de wereld. Vier dagen later sterft Jacinta (1920).
17 januari
Feestdag van Onze-Lieve-Vrouw van de Hoop.
18 januari
Tweede verschijning van Maria in Banneux (1933). Rond 19.00 uur brengt Maria een bezoek aan Mariette Beco, die bij een kleine bron knielt. Maria zegt tot haar: “Steek uw handen in het water. Deze bron is mij voorbehouden.”
19 januari
Derde verschijning in Banneux om 19.00 uur. Mariette Beco vraagt: “Wie bent U, Mooie Dame?” Maria zegt tegen haar: “Ik ben de Maagd der Armen. Deze bron is voor alle volkeren. Voor de zieken. Ik zal voor u bidden. Tot weerziens.” (1933).
